Ik word prompt op mijn neus geslagen en in een fractie van een seconde vormt zich een bal met snot en bloed achterin mijn keel. Het deed me denken aan de puistjes die zich vroeger op mijn neus bevonden. Het begon allemaal met één grote puist op de voorkant van mijn neus. Zoals een heks zou hebben, maar dan symmetrischer. Die puist ging uiteindelijk weg om vervolgens vervangen te worden door twee kleinere puistjes aan beide kanten van mijn neus en iets meer naar mijn ogen toe. Deze verdwenen dan weer naar een paar dagen om dan weer vervangen te worden door nieuwe puistjes die weer dichter naar me gezicht trokken. Dit proces hield stand en volgde de lijn van mijn neusvleugels en ging dus op den duur naar beneden, net onder mijn neusgaten. Die puistjes verdwenen op hun beurt na een avondje goed door snuiven en ik dacht dat ik voor altijd verlost was van die vervelende gezichtsaccesoires die al een pad van destructie hadden achter gelaten op mijn neus, maar niets was minder waar. Ik stond de dag na het snuiven op en wilde in mijn neus peuteren. Om zowel de schade van gisterenavond te checken en om de achtergebleven korsten op de grond te gooien vanuit mijn hoogslaper. In mijn neus voelde ik een pukkeltje. Eerst aan de rechterkant en toen ook aan de linkerkant. Ze waren heel klein, ongeveer de helft van de grootte die de puistjes hadden die zich eerst onder mijn neusgaten bevonden. Ik had een droge keel en ging met mijn tong langs mijn gehemelte. Daar voelde ik perfect ook twee pukkeltjes die zich in perfecte symmetrie verhielden met de pukkeltjes in mijn neus. De dagen en weken daarna trokken deze verder naar achter, zodat ik die in mijn neus niet meer kon voelen met mijn vingers, maar die in mijn mond nog wel kon voelen met mijn tong. Op het laatste moment kon ik bijna niet meer ademen via mijn neus en waren er achterin mijn mond twee kleine wit-rode puntjes te zien. Op een dag waren de pukkeltjes in mijn neus weg en kon ik die in mijn mond ook niet langer meer voelen. Het ademen via mijn neus ging nog steeds een beetje ongemakkelijk en het voelde net alsof er een klein obstakel precies tussen de scheidslijn van mijn gehemelte en mijn neusholte bevond. Twee dagen later haalde ik eens diep adem via mijn neus en schoot het kleine stukje los en ging mijn luchtpijp in. Ik moest ontzettend hoesten en de tranen sprongen in mijn ogen. Het lukte me na vijf minuten hoesten en proesten uiteindelijk toch om het kleine dingetje uit te spugen. Op mijn bureau, waar ik op dat moment achter zat, lag een wit-rode punt. Ik was er van verlost en zo voelde het ook met al dat bloed.
Ik spuug de klodder van bloed en snot direct uit op het gezicht van mijn belager. Hij kijkt me nog kwader aan dan dat hij al deed. Hij pakt een mes tevoorschijn en wilt uit halen naar mijn nek. Ik blok de rechtse stoot die hij wilt uit halen, maar kan niet voorkomen dat hij met het punt van zijn mes mijn voorhoofd raakt, waar zich al een litteken bevind. Een litteken dat ik lang geleden heb overgehouden aan een spelletje tikkertje overloop. Ik was vier of vijf en het had buiten geregend toen ik in de pauze van de basisschool waar ik op zat samen met mijn klasgenootjes buiten ging spelen. Het regende inmiddels niet meer, maar het was nog wel nat. We gebruikten altijd twee grote brede banken waar tussen we heen en weer renden, terwijl er iemand in het midden stond die anderen dan moest proberen te tikken. Werd je getikt, dan moest jij in het midden staan. Ik wilde nooit in het midden staan en daarom was ik altijd bloed fanatiek. De bank die aan de linkerkant stond bevond zich tegen een grote muur waartegen je af kon remmen als je op de bank kwam gesprongen. De rechterbank bevond zich tegen een lage muur en moest je dus op de bank zelf maar tot stil stand zien te komen. Dat lukte me die dag dus niet. Ik gleed uit over de natte bank en kwam met mijn hoofd op de rand van de bakstenen muur terecht. Er kwam bloed uit mijn voorhoofd, net boven mijn wenkbrauw en ik begon hard te huilen. Dat hield ik vol tot we bij de dokter waren in het meest nabijgelegen dorp ongeveer vijf kilometer verderop. Aldaar kreeg ik een stuk of acht hechtingen in mijn jonge hoofdje.
Ik voel aan mijn voorhoofd, net boven mijn linker wenkbrauw en hij heeft me inderdaad precies op de plek geraakt waar ik destijds op beland ben. Ik zie in dat ik me in een benarde situatie bevind en besluit om iets terug te doen. Het is niet echt een bewust besluit, maar meer een instinct. Een overlevingsdrang die je in staat stelt om heel snel heel stomme dingen te doen. Ik pak zonder blikken of blozen zijn rechterhand vast waarin hij het mes nog steeds vast houdt en sla met mijn rechterhand heel hard op zijn pols. Hij laat het mes vallen, maar wilt nu uit halen met zijn linkerhand. Ik weer deze af met mijn elleboog en op het moment dat hij met zijn andere hand naar zijn arm grijpt geef ik hem een trap in zijn maag. Ik ben nu niet meer te houden. De adrenaline en de agressie giert door mijn aderen en ik duw hem op de grond wanneer hij in een duikt en hapt naar adem. Ik slinger wat krachttermen naar hem toe en meld hem dat hij dit beter niet had kunnen doen. Hij lijkt zich dat te realiseren en probeert op te staan. Hij pakt zich vast aan een brandtrap en tilt zich iets omhoog. Dat had hij niet moeten doen. Hij probeert te vluchten, terwijl ik zeker weet dat hij mij ook niet zo maar had laten gaan. Ik zet een stap naar voren en verschrikt probeert hij zich nu in alle macht op te tillen en uit te halen met zijn rechterhand. Ik trap richting zijn hoofd en hij gooit zijn hoofd naar achter. Ik raak hem vol op zijn onderarm die verkrampt de trap vast houd. Het kraakt en hij laat verschrikt los.
Dat deed me denken aan die keer dat ik in Amsterdam was en mijn tante nog op het Afrikanerplein woonde. Haar appartement bevond zich helemaal op de bovenste verdieping en toen ik een jaar of acht was deden we altijd wedstrijdjes wie er als eerste beneden kon zijn. Ik won altijd en die dag zou ik weer winnen. Ik struikelde op de voorlaatste trap en maakte wat koprolletjes op de betonnen trap om beneden uiteindelijk op mijn eigen linkerbovenarm te belanden. Het kraakte en ik begon direct hard te huilen. Ik huilde tot we bij het OLVG waren, wat heel lang duurde aangezien het ijzelde buiten en we niet te snel konden rijden. Het OLVG dat destijds in de steigers stond en mijn interesse wel wekte. Ik hield op met huilen. Ik werd die avond direct behandeld. Dat wil zeggen in narcose gebracht, waarna ze hard aan mijn arm gingen trekken, waar ik gelukkig niks van mee heb gekregen. De dag erna werd ik wakker en kwam er een man mijn kamer binnen gelopen die mij vijfentwintig gulden in rijksdaalders gaf. Ik begreep niet en kan soms nog moeilijk begrijpen hoe iemand zo onzelfzuchtig kan zijn en een jongen van acht jaar met een gebroken linkerarm zo maar vijfentwintig gulden geeft.
Ik voel me na die ene trap ook wat minder onzelfzuchtig en ik voel in mijn binnenzak. Ik vind twaalf euro in muntjes en gooi het op mijn belager. Hij kijkt me verbaasd aan en ik laat hem weten dat dat het enige is dat ik bij me heb. Ik ga weg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Bedankt voor uw, waarschijnlijk, zeer belangrijke bijdrage!