‘Ik toren torenhoog boven iedereen uit.’ En hij flapperde wild met zijn armen heen en weer, terwijl hij midden op straat stond. ‘Zullen we er dan nog maar één draaien’ , vraag ik. ‘Ja’, want er is gisteren een lichte vorm van kinkhoest bij me geconstateerd en de wereld moet veel zwaarder worden, anders ben ik bang dat ik te ver omhoog vlieg. Mijn handen beginnen te zweten en ik houd ze voor mijn ogen. Mijn gezelschap kijkt me verbaasd aan. ‘We roken er nog een’, zeg ik. ‘We roken er nog één.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Bedankt voor uw, waarschijnlijk, zeer belangrijke bijdrage!