woensdag 30 maart 2011

Oude koeien

Ik hou er van om oude koeien uit de sloot te halen, zoals dat zo mooi heet. Ik ga namelijk weer eens een stukje schrijven over vreemd gaan, of eerder het gebrek daar aan in mijn geval. Als ik julie was zou ik er inmiddels een beetje ziekjes van worden, maar ik vind het onuitputtelijke bron van inspiratie. Dan heb ik het het over het onderwerp en niet de activiteit vreemd gaan, want dat heb ik in mijn afgelopen relatie nog niet echt gedaan. Nog niet echt omdat ik wel met een aantal mannen heb gezoend, maar dat wordt sociaal gezien vaak afgedaan als jongensachtig kattenkwaad.

Ik zat me laatst af te vragen waarom ik nooit gepretendeerd heb om voor iemand anders te spreken. Ik denk dat ik wel in staat ben om dit onderwerp zo te brengen dat de beweringen die in de tekst gedaan worden niet direct naar mij te herleiden zijn, maar iets heeft mij daar van weerhouden. Plato deed het in de vorm van dialogen en verschool zich achter zijn leermeester Socrates, zodat er nu college’s te volgen zijn waarin naar het onderscheid wordt gezocht tussen de ‘echte’ Socrates en die van Plato. Ik verwacht niet dat mijn teksten ooit zo’n niveau bereiken, maar mocht dat gebeuren dan is het vrij makkelijk te herleiden wie er met al die maffe ideeën aan kwam zetten; ik.

Het zou me wel een bepaald voordeel op leveren, namelijk dat ik me niet meer langer zorgen hoef te maken dat ik bepaalde mensen op hun pik trap of op de een of andere manier beledig door dingen die ik zeg. Ik hou er af en toe van om mensen te provoceren, maar soms wil het nog wel eens iets te ver in het verkeerde keelgat schieten en dan gaat het tegen me werken en dat heb ik liever niet. Als ik dus een soort schild maak door te vertellen vanuit een persoon die ik niet ben, dan zou ik niet langer verantwoordelijk zijn voor de inhoud en ik zou daarbij ook nog eens kunnen pretenderen dat ik het niet zelf heb verzonnen. Het belangrijkste punt voor mij, daarentegen, is een zeer praktische van vorm. Ik zou namelijk mijn vriendin kunnen voorhouden dat ik er mischien wel over na denk, maar dat ik in mijn gedachten en verlangens toch eigenlijk heel monogaam ben. Ik denk dat als je mijn vorige stukjes aangaande hetzelfde onderwerp hebt gelezen, dat je gemakkelijk de conclusie kunt trekken dat mijn vorige bewering niet helemaal eerlijk zou zijn. Eerlijk als in dat wat ik aan mijn vriendin zou voor houden niet over een komt met de realiteit.

Die pretentie had me wellicht wel iets op kunnen leveren. Het had waarschijnlijk heel wat gedoe en enkele tranen gescheeld kunnen hebben, maar er is denk ik een belangrijke reden waarom ik daar niet voor gekozen heb en ik denk dat dit ook van toepassing is op andere mensen. Ik zal niet generaliseren en zeggen alle mensen, maar ik heb wel sterk de neiging om te denken dat het wel zo is. Ik zal voor de zekerheid toch mezelf maar als voorbeeld aan houden en niet in generalisaties verzanden, anders kan je me daar te makkelijk op af rekenen.

Het geen waar ik naar verlang, en waarom ik dus niet voor de pretentie heb gekozen, is een persoon die mij begrijpt. Het heeft misschien met de angst om me alleen te voelen op de wereld. Voor mij betekent begrijpen meer dan een persoon die naast je zit en ja knikt bij alles wat je zegt, maar ook min of meer met de stroom van je gedachten kan mee varen. Excuses voor die wat dromerige en misschien ietwat onduidelijke omschrijving. Om iemand mee te slepen in je gedachten moet er natuurlijk een bepaald vertrouwen zijn en een bepaalde verwachting. Je gaat er niet van uit dat de ander volledig mee gaat in wat je denkt. Het is in ieder geval verstandig om er rekening mee te houden dat iemand anders niet dezelfde mening is toe bedeeld in een discussie over seksualiteit. Hetzelfde geld overigens ook voor andere discussies. Je verwacht daarnaast ook dat er wat met dat begrip gedaan wordt.

Ik heb in veel woorden aan jullie, mijn vriendin en niet in de laatste plaats aan mezelf proberen uit te leggen waarom ik het legitiem vindt om seks te hebben met andere vrouwen die niet mijn vriendin zijn. Ik had best wel het gevoel dat mijn standpunt begrepen werd, maar ik heb er denk ik weinig actiefs mee gedaan. Ik ben niet op grote schaal vreemd gegaan en de vraag die daar op volgt lijkt mij daarom ook niet meer dan logisch, namelijk; waarom heb ik in hemelsnaam zo veel moeite gedaan om aan mijn vriendin duidelijk te maken dat ik vreemd gaan normaal vindt, terwijl ik het in de negen maanden dat we iets met elkaar hebben nog geen één keer met een ander meisje naar bed ben geweest. Het klinkt me steeds absurder in de oren, des te langer ik er over na denk, maar ik vermoed dat er wel een antwoord is, zoals er op bijna alles wel een antwoord is.

Een mogelijk antwoord is dat ik het enkel en alleen deed om begrepen te worden en dat zodra ik het gevoel had dat ik begrepen zou worden ik met de situatie zoals die is vrede zou hebben. Dit heb ik heel even gedacht, maar deze mogelijkheid wil ik toch verwerpen, want het klinkt me uiteindelijk niet heel logisch in de oren. Het is fijn om begrepen te worden, maar als er vervolgens niets mee gebeurt heb je er niet heel veel aan. Begrip op zichzelf doet niet zo veel. De katholieke kerk begrijpt bijvoorbeeld dat het vervelend is wat de vele slachtoffers is aangedaan door hun priesters, wat in mijn ogen een acceleratie heeft gevonden door het celibate karakter voorbestemd in het leven van een medewerker van de kerk, maar daarmee zijn de slachtoffers nog niet minder verkracht. Begrip zou wat met mensen moeten doen, het moet verandering teweeg brengen, anders is mijns inziens dus niet echt sprake van begrip. In het optimale geval zou de katholieke kerk bijvoorbeeld in zien dat het celibaat onzin is en de rest van de hele poppenkast misschien ook wel.

Ik word tot op zeker hoogte begrepen heb ik het idee en daar ben ik ook wel blij mee en misschien zelfs een beetje trots op, al vind ik over het algemeen trots een beetje een vies woordje. Ik heb aan mezelf te danken dat ik het allemaal heb weten uit te leggen en aan anderen te danken dat ze min of meer begrepen wat ik zei. Ik heb mezelf in relaties wel eens anders opgesteld. Ik begreep mezelf niet altijd of ik kon het niet goed onder woorden brengen, of ik durfde het niet en dat vervolgde vervolgens in een opeenstapeling van onbegrijpelijke acties. Daar valt misschien in retrospect wel het een en andere interessants uit te halen, maar op dat moment had ik er niet zo veel aan.

Tegenwoordig pak ik het anders aan en laat ik me soms lezen als een open boek. Ik weet dat mijn boek niet de standaard representeert en dat is in mijn geval jammer, want dat betekent dat ik mezelf moet verantwoorden tegenover de standaard. De standaard is ook niet altijd even duidelijk, maar ik denk dat we het er toch wel over eens zijn dat binnen de hedendaagse Westerse samenleving monogame heteroseksualiteit als standaard wordt gezien. Homoseksuelen moeten uit de kast komen en niet heteroseksuelen. Ik moet me verklaren voor mijn polygame verlangens en monogame mensen hoeven dat niet. Voor alles wat af wijkt van de norm moet een verklaring af gelegd worden. Stel nu eens dat ik de standaard zou zijn, ik heb de standaard aan mijn zijde. Dat betekent dat ik dan kan zeggen dat het bij mij niet zo lekker zit, qua gevoel, dat mensen monogaam zijn. Polygame mensen worden met de huidige standaard misschien gezien als mensen die zich niet kunnen binden, maar misschien worden monogame mensen met mijn standaard wel gezien als mensen die zich te veel aan één persoon vast klampen. Ik zeg misschien, want mijn standaard is lekker soepel.

Het argument dat de standaard een natuurlijk gegeven is wil ik nu even uit de weg ruimen. Men zou kunnen zeggen dat monogamie iets is wat in mensen zit. Het feit alleen al dat mensen überhaupt vreemd gaan, en op grote schaal, geeft voor mij al aan dat dat niet zo is. Ik wil er graag nog wat verder op in gaan, want er valt namelijk nog iets anders tegenover te stellen. Mens en natuur hebben bijna niets meer met elkaar te maken. We hebben de natuur nodig om ons te kunnen voortplanten en daar is seks vanuit een evolutionair punt ook voor bedoeld. Alleen we zijn, als mens, toch wel redelijk los geslagen van de normale gang van evolutionaire zaken, we grijpen overal in in de natuur. In onze eigen natuur, onze lichamen, en die buiten ons. De mens leeft in wezen enkel en alleen nog in een ‘tweede’ natuur. Die tweede natuur kun je misschien wel cultuur noemen. Ik ben geboren en getogen in een agricultuur; op het platteland, maar dat heeft dus niets met ‘echte’ natuur te maken.

We leven in een sociale structuur die zijn stoel vindt in de historie en in de herhaling van handelingen. Die hele structuur is gemaakt door en voor mensen. Dit biedt bepaalde mogelijkheden met zich mee, maar voornamelijk veel beperkingen. Omdat het voortkomt uit zo’n lange traditie is het volgens mij heel moeilijk om er iets in te veranderen. Je kunt je niets aantrekken van die hele structuur en volledig je eigen pad kiezen, hoewel je altijd volledig van de bestaande structuur afhankelijk blijft, zul je daarnaast ook nog beschouwd worden als sociale buitenstaander. De constructie heeft nog een ander gevaar volgens mij en dat is dat dingen die arbitrair bepaald zijn als natuurlijk worden gezien en zo ook seksualiteit. Dit is maar één van de vele dingen waar ik het over zou kunnen hebben, maar het is in ieder geval een begin. Andere dingen zijn misschien ook niet zo interessant als seks.

Een andere reden zou kunnen zijn dat seks, net als voedsel, recht door de tweede natuur gaan en altijd geworteld zullen blijven in onze natuur. Zonder voedsel en seks waren we er niet geweest. Kijk maar naar de panda’s, ze willen geen seks en ze zijn kieskeurig over hun voedsel. Ze weten zich niet aan te passen aan het feit dat er een stel Chinezen zijn die hun belangrijkste voedselbron weg halen, maar dan moet je maar wat anders leren eten. Het logische gevolg is dus dat ze dood gaan. Overigens de enige reden dat China ze in leven houdt is omdat ze een leuk trademark vormen voor China en heeft absoluut niets met schuldgevoel te maken.

Ik ben wellicht aan gekomen bij het afsluitende deel van mijn tekst wat ook over schuldgevoel gaat. Ik heb het in een andere tekst al eens gehad over het geweten en dat het een slecht iets is om die uit te lenen en die mening heb ik nog steeds. Dit wil helaas niet zeggen dat ik het niet doe. Ik kan over heel dingen zeggen dat ze anders moeten gaan of anders moeten zijn, maar zelfs over sommige interne processen heb ik geen controle. Ook ik heb connotaties bij een relatie en ook ik denk dat ik op zekere hoogte rekening moet houden met degene die zich samen met mij in die omgangsvorm bevindt. Tot op zekere hoogte betekent dat de verwachtingen die de ander van mij heeft mij niet zouden moeten beperken in wie ik ben op wat voor manier dan ook. Hieruit volgt voor mij een dilemma; ik kan de verwachtingen en gevoelens van de ander volledig negeren en gewoon doen waar ik zin in heb en er niets over zeggen, maar dat zou betekenen dat ik geen schuldgevoel ken of die volledig negeer. Of ik kan me conformeren aan de verwachtingen en gevoelens van de ander en mijn eigen verlangens en gevoelens negeren. De eerst optie is voor mij niet mogelijk omdat ik toch wel degelijk een dergelijk schuldgevoel heb of zou hebben en de tweede is op lange termijn niet haalbaar.

In een relatie moet je soms ook iets opofferen, maar het kan nooit de bedoeling zijn dat iemand zijn seksualiteit moet verdrukken. Misschien is het mijn naïeve geloof in eventuele verandering, maar als ik zie dat er mensen om me heen massaal vreemd gaan en zich ook realiseren dat de dwangbuis van de samenleving op dit gebied niet zo knijpend zou moeten zijn en er vervolgens niets aan (willen) doen, dan vreet ik mezelf wel een beetje op. Ik kan niet begrijpen dat mensen in een maatschappij die nog steeds onder een zwaar seksueel stramien onderhevig is er niets inhoudelijks over willen zeggen.

De vorige keer besloot ik mijn bericht met het vriendelijke verzoek om jezelf eens wat af te gaan vragen en om vooral vreemd te gaan als je die behoefte voelt. Ik wil nu anders af sluiten, want ik ben in tussen misschien iets wijzer geworden en wellicht ook iets idealistischer. Ik raad iedereen aan om niet vreemd te gaan als je die behoefte voelt op komen, hoe groot die behoefte ook is, doe het gewoon niet. Ga in plaats daarvan met de persoon naar bed tot wie je je op dat moment seksueel aangetrokken voelt, ook al is dat niet je partner, leef je seksueel helemaal uit met dat persoon en verlaat deze gebeurtenis uiteindelijk met een glimlach. Een glimlach die je in mijn ideale wereld vervolgens kunt delen met de persoon met wie je meer hebt dan een seksuele vonk, een diepere band, een wederzijds begrip.

Zodra vreemd gaan geen vreemd gaan meer is, dan is lichamelijke liefde voor andere mensen geen sociale afwijking, geen taboo, niets om je voor te schamen en niets meer voor mij om me te verklaren. Althans op het gebied van seksualiteit, ik vermoed dat er nog wel andere dingen zijn waar ik iets over kan zeggen.

woensdag 16 maart 2011

Meer over taal.

Ik had beloofd om vorig bericht uit te breiden. Ik denk dat ik inmiddels op een punt in mijn gedachten ben aan gekomen dat ik er wat meer zinnigs over kan zeggen. Ik dank daar Paul en Sjoerd in het bijzonder voor, vanwege hun bruikbare reacties.

Ten eerste denk ik dat taal niet per se het begin is van alle kennis. Ik was er eerst ten volste van overtuigd, maar nadat ik er vanmiddag nog eens goed over na had gedacht, naar aanleiding van een sms die ik van Sjoerd kreeg, ben ik bang dat ik mijn initiele uitspraken moet herzien. Nu denk ik echter dat het de mens zijn vermogen is om abstract te denken wat ons als mens in staat stelt om kennis te vergaren. Wiskunde en algebra, zijn in mijn ogen ook abstracties van de realiteit, net als taal; het is een code om relatief gezien tot kennis te komen.

Pythagoras had ook een bepaald idee, namelijk dat alles begon met een getal, dit was de zogenaamde arché; het beginpunt van al het wezen. Er waren wel meer filosofen in die tijd die er gebrekkige ideeën op na hielden, maar dat kun je ze nauwelijks kwalijk nemen door de beperkte middelen die ze destijds hadden. Wat deze filosofen daarentegen wel deden is naar aanleiding van de informatie die ze hadden min of meer logische inferenties maken. Dus hoewel ik het niet eens ben met Pythagoras, kan ik er wel iets bruikbaars uit halen. De natuur om ons heen gedraagt zich volgens bepaalde patronen en is, tot een bepaald punt denk ik, reduceerbaar tot cijfers en formules. Cijfers, nummers, getallen zijn abstracties die ons toe staan om ergens ‘zin’ van te maken; om iets te kunnen verwerken tot kennis.

Ik weet natuurlijk niet of men het nu eens is met de voorstelling die ik hiervoor heb gemaakt, maar ik brei er alvast een beetje op voort, want in mijn ogen blijft taal, als in het gesprokene en het gedachte, een belangrijke rol spelen in het construeren van kennis. Ik suggereerde in mijn vorige post dat taal de arché is van rationaliteit, maar ik realiseer me dat rationaliteit eigenlijk een erg vaag begrip is en allerlei ongewenste connotaties op kan wekken. Ik zal dan ook niet langer de connectie tussen rationaliteit en taal proberen te maken, omdat er denk ik zinnigere dingen over taal gezegd kunnen worden. Ik heb het nu over relatieve kennis overigens; kennis die er toe doet als het gaat om de mens als subject in de relatie met andere mensen. De codificering die wij gebruiken om met elkaar te communiceren gaat heel diep in het bewustzijn. Je denkt in taal en je praat in taal en wat er niet in taal is kan niet gedacht of gezegd worden. Tuurlijk, iemand kan iets zeggen wat nergens op slaat, maar dan slaat het dus nergens op. Het kan alleen informatie over dragen als de boodschap past binnen wat begrepen kan worden in het taalsysteem. Wat dat betreft is taal dus zo wel een middel om tot relatieve kennis te komen als wel een middel om die kennis te beperken en misschien zelfs wel te sturen.

Taal is wel een beetje flexibel als in dat de taal wel nieuwe woorden vormt als er nieuwe entiteiten ontstaan. Een voorbeeld is het woord ‘computer’ of het woord ‘aeroplane’ geintroduceerd in The Concise English Dictionary uit 1924. Het punt is dat woorden zich ontlenen aan de realiteit, maar de realiteit, zoals wij die in ons hoofd hebben, ontleent zichzelf ook aan woorden. Voor 1983 kon je het hebben over een ‘hacker’ bijvoorbeeld, maar dat was dan iemand die met onregelmatige slagen iets aan het hakken was. De verandering in de betekenissen van woorden geeft voor mij exact de relativiteit van kennis aan. Kennis bestaat alleen in een menselijk kader. Dat kader moet voldoen aan bepaalde regels en die regels moeten consistent herhaald worden. De regels zijn binnen taal dan grammatica, inflectioneel of wel gebaseerd op woordvolgorde of iets daar tussen in en de herhaling vind overal en altijd plaats. Dit gebeurt voornamelijk doordat het gesproken en geschreven wordt. Er is eigenlijk geen instantie die dit alles vast legt; hoewel ze het in Frankrijk wel geprobeerd hebben met een of andere instelling, maar over het algemeen gebeurt het door ontstane conventies. Het voorbeeld van Frankrijk is overigens geen erg goede, ook al is het een van de weinige, omdat het aan de ene kant regels voorschrijft, maar ook omschrijft. Het heeft nooit het hele taalsysteem omgegooit, maar slechts een prestigeus dialect opgepikt en dat tot de standaard gemaakt. De conventies, daarentegen, waarop taal berust, gaan veel verder terug en men weet dan ook niet waar en hoe het begin van de gesproken taal is ontstaan.

Ik heb al een tentatieve suggestie gedaan naar hoe de beginselen van taal ontstaan zouden kunnen zijn, maar het blijft bij natte-vinger werk en daar wil ik het ook graag bij laten. In plaats daarvan wil ik wat verder in gaan op het idee dat taal mensen beïnvloed. Dit is al voor mij gedaan en ik pretendeer dan ook niet baanbrekend te zijn. Deze stelling wordt de Sapir-Whorf stelling genoemd. Ik wil alleen een nog wat pessimistischer beeld scheppen. Op het moment dat er consensus bereikt wordt over bepaalde conventies; bijvoorbeeld als een groep besluit om een ding, dat bestaat uit vier poten en een plat vlak aan de bovenkant, een tafel te noemen, kun je daar niet meer voor of tegen zijn, omdat de mogelijkheid om jezelf begrijpelijk te maken in relatie staat tot de groep. Althans, je kunt er wel tegen zijn, maar dat verandert niet zo veel aan de zaak. Een tafel is in deze instantie nog een onschuldig voorbeeld wat voor de meesten onder ons niet zo moeilijk voor de geest te halen is. Woorden zoals genocide en incest bijvoorbeeld, die maatschappelijk beschouwd worden als taboo, daarentegen, zijn ontleent aan het Latijn. Ze worden denk ik expres buiten het bestaande taalsysteem gezocht voor hun eufemistische werking. Zelfs het woord taboo is een leenwoord wat volgens mij gebruikt wordt als eufemisme. Volgens mij zit er een soort van gevaar in dat soort verzameltermen. Derrida bijvoorbeeld ziet het gevaar in de verzamelterm ‘dieren’ voor alle andere dieren die niet de mens is.

Ik zie het gevaar voor de mens zelf; de mensheid die anderen naarstig in deelt in etniciteit, geslacht, seksuele voorkeur, huidskleur, leeftijd en ga zo maar door. Het is dan ook onmogelijk om een object te zien zonder direct te bepalen wat het is. Je bent constant bezig met abstraheren en codificeren, zelfs in onze dromen. Je kunt dromen over een groene tijger; maar dat kan alleen omdat je het concept groen kent en het concept tijger kent. Als je nog nooit een tijger hebt gezien of gehoord of je bent nooit op wat voor manier dan ook ooit in het contact gekomen met het concept tijger en je hebt er toch over gedroomd; dan zou je het waarschijnlijk omschrijven als een grote poes. Als je die dan weer niet hebt gezien zou je het weer van uit iets anders extrapoleren. Iets wat nieuw is wordt dus ook in bestaande categorieën opgedeeld. Het gevaar an sich is niet het op delen van dingen in categorieën of het labellen van dingen, want anders kan je geen kennis maken. Het gevaar zit het er in het feit dat labels altijd met connotaties komen.

Dan nu over algebra en wiskunde. Ik had niet zo snel verwacht dat ik daar iets over zou zeggen, maar ik zal waarschijnlijk dan ook geen inhoudelijke inzichten verschaffen aangaande deze onderwerpen. Wiskunde stelt ons in staat om de wereld en zelfs het universum in bepaalde waarden uit te leggen. Wat er dan precies wordt uit gelegd met al die waarden en getallen zijn hoe bepaalde dingen in elkaar zitten en hoe processen verlopen. Men kan door de hulp van Einstein bijvoorbeeld uit rekenen hoe licht en zwarte materie in een boog wordt getrokken door de aantrekkingskracht van een planeet of iets dergelijks. Op de aarde zelf kun je er ook een boel dingen mee verklaren, uit leggen, structureren en dus in je hoofd stoppen als feiten; kennis. Een berekening is of goed of fout, maar het systeem van de wiskunde is altijd functioneel. Het doet wat het behoort te doen en is in principe neutraal en daarin verschillen de codes taal en wiskunde. Doordat taal meer kan op wekken dan waar het ‘feitelijk’ naar refereert is het in mijn ogen een wapen; iets waarmee veel macht uitgeoefend kan worden. Dan bedoel ik niet alleen iemand die iemand anders vertelt om iets voor hem of haar te doen, maar op grotere schaal. Door middel van media bijvoorbeeld of door middel van het achterhouden van informatie en ga zo maar door.

Deze codificeringen zijn dus bruikbaar op verschillende vlakken, maar ik denk dat in de huidige samenleving de macht van taal een ontzettend belangrijke rol speelt, maar het komt er in het algemeen op neer waar je het meeste waarde aan hecht. Wat vind je belangrijker; de harde feiten die op den duur ook aan interpretatie onderworpen wordt en dan pas sociale signifcantie kan bereiken, of taal; een systeem om informatie over te dragen en vaak ook om die niet over te dragen, een systeem van macht.