maandag 29 maart 2010

Één

Alles wat ze aanraakte
Veranderde in goud

Alles wat hij aanraakte
Verdorde en werd oud

Ze hadden niets gemeen,
Maar besloten toch om samen te zijn

Samen slikten ze de pijn van haar ouderdom
En genoten van zijn eeuwige jeugd en welzijn

Op den duur liep zij krom
En werd hij een kind
Maar dat maakte niet uit,
Want samen voelde zij zich één

Alleen kregen ze commentaar
Als ze uitweidden
Over hoe zij hem had bemind

Van al het gedoe kwam toch een kind
Opmerkelijk op haar leeftijd
Maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit
En dat kind heette strijd

Strijd had uiteindelijk de slag gewonnen
En was een leven begonnen
Toen zijn vader een baby was
Niet meer dan een plantje in de kas

De herinnering aan zijn ouders was goed
En hij ging dan ook met gezonde moed
Met een vrouw het leven in
En toen begon het verhaal weer bij het begin

Mezelf

Ik hoef mij niet te beroepen

Op fatsoensregels of andere culturele conventies

Ik mag in mijn broek poepen

Ik draag zelf de consequenties


Anderen kunnen mij de wet voor schrijven

Me vertellen wat ik wel en niet mag doen

Maar ik zal altijd mezelf blijven

Ik ben namelijk mijn eigen wereldkampioen


Want niemand anders is zó mij als ikzelf

Niemand anders is mijn Bram

Niemand anders draagt die speciale schram

Die deze speciale letters vormen in mijn ziel


Ik zou voor geen goud met iemand willen ruilen

Niet in iemand anders leven willen stappen

Want dat zou mijn schrammen maar bevuilen

En me van mijn identiteit gappen (Op het meervoud van steel rijmt zoveel, maar daar heb ik toch goddomme niks aan.)

Wat wil ik nou eigenlijk?

Ik kan niet willen wat ik wil

Niet willen wat ik voel

Ik begrijp zelf ook niet altijd wat ik bedoel


Kan niet altijd voelen wat ik wil


Soms komt er een eruptie van emotie

Waar die vandaan komt

Weet ik ook nie’


Ik word wel steeds beter in het traceren

Dat wil zeggen, ik ben het nog aan het leren

Ik kan het alleen nog niet goed uitspreken


Ik ben nooit goed in af kijken geweest

Heb het altijd zelf willen doen

Die wil weet ik wel


Ben ook bevreesd

Om daarmee mezelf neer te steken


Want uiteindelijk vreet ik mezelf op

Blijf ik knagen aan mijn eigen kop

Om vervolgens de brokken van mijn hersenpan

Uit te spugen


Het resultaat is zelden mooi

Ik verval dan in eindeloos gegooi

Van modder en andere vieze dingen

Maar ik kan mezelf soms moeilijk bedwingen


Die emoties moeten er op de een of andere manier uit

Hoe dat dan gebeurt interesseert me geen fluit

Maar ik weet, het is beter om te voorkomen dan te genezen

Dat heeft zich in het verleden al wel bewezen


Want ik blijf vaak zitten met frustratie en pijn

En zo zou het eigenlijk niet moeten zijn

donderdag 25 maart 2010

Gal spugen

Ik zeg dat ik gal wil spugen tegen het meisje naast me. Ze zegt dat ik haar niet ken en dat ik ook op een andere manier mensen aan kan spreken. Ik geef haar gelijk, maar ze blijft me vuil aankijken alsof ik haar net een ‘indicent proposal’ heb gedaan, terwijl ik haar enkel om een dienst vroeg. Ik stel voor dat ik haar iets in de plaats terug geef en voeg er nog aan toe dat het erg zwaar ligt. Het kan haar niet schelen zegt ze en ze vertelt me verder dat ik zelf mijn problemen op zou moeten lossen. Ik geef aan dat ik enkel met haar wil praten, maar ze wendt haar hoofd af en loopt weg.

Ik zit alleen op een bank in het bos en ik kijk om me heen. In de verte zie ik wat mensen lopen in joggingpak. Ik kijk achter me en als ik helemaal om me heen heb gekeken kom ik tot de conclusie dat er verder helemaal niemand is. Ik schuif een beetje heen en weer, maar ik kan niet echt een lekkere positie of plekje vinden op de bank. Ik doe de rits van mijn jas iets verder omhoog, want het is wel een beetje koud. Het begint nu ook donker te worden en ik kan zowel de zon als de maan zien. Iets in me zegt dat dit een voorteken is voor een betere toekomst, maar al gauw realiseer ik mezelf dat men geen voorbarige conclusies kan trekken uit natuurlijke elementen. Eerst zien en dan geloven. Ik sta op en loop weg van het bankje, in de richting waar ik vijf minuten geleden die joggers zag lopen. Tussen mij en die plek bevindt zich een groot grasveld. Ik blijf midden op het grasveld en kijk weer helemaal rond me heen. Ik kan nauwelijks zien of er iemand loopt, mocht er al iemand lopen en ik moet weer concluderen dat er niemand loopt.

Ik loop nog wat verder en sta nu op de plek van de joggers en ik kijk naar het bankje waar ik daarstraks op zat. Ik blijf een tijdje staan kijken en na vijf minuten zie ik opeens een meisje uit de bosjes achter het bankje te voor schijn komen en ze neemt plaats op het bankje. Ze doet haar benen over elkaar, kijkt om zich heen en het lijkt alsof ze op iemand aan het wachten is. Ik denk niet dat ze mij ziet, want als haar blik zich aan mij voorbij trekt stopt haar hoofd nog geen seconde. Ik draag een zwarte jas die door het donker om me heen fungeert als camouflage. Ik loop richting het meisje en sta weer stil op het midden van het veldje. Ik kijk helemaal rond me heen en ik zie niemand, behalve het meisje dat nog steeds ongeduldig om zich heen kijkt. Ik loop nog dichterbij en op het moment dat ik ongeveer twintig meter van haar verwijderd ben kijkt ze opeens mijn richting uit, waarna ze snel haar blik afwend. Alsof ik door haar afwendende blik niet langer meer de behoefte heb om naast haar te gaan zitten. Ik neem naast haar plaats en ze kruist haar benen over elkaar en schuift een beetje op, verder van me weg.

Ik vraag of ze misschien wat gal wilt spugen en ze kijkt me in eerste instantie verbaasd aan. Ze zegt dat dat wel een erg rare vraag is om te stellen zo midden in de nacht. Ik zeg dat ze daar misschien wel gelijk in heeft. Ik vraag haar wat ze hier precies doet zo midden in de nacht. Ze zegt dat ze hetzelfde aan mij zou kunnen vragen. Ik vraag of ze dat dan ook wil vragen. Ze vraagt me wat ik hier doe midden in de nacht. Ik zeg dat ik gal wil spugen. Op wat voor manier vraagt ze me. Op een figuurlijke manier. Ze zegt dat ze daar voor niet naar hier is gekomen. Ik vraag waarvoor dan wel. Ze zegt dat ze een wandeling wilde maken. Ik vraag waarom ze een wandeling wilde maken. Ze zegt dat ze er even uit wilde zijn. “Om gal te spugen? ” vraag ik haar. “Nee” antwoord ze. “Waarom dan wel?” vraag ik. “Om een frisse neus te halen” antwoord ze. “Maar dat kan toch ook als je je neus uit het raam hangt?” vraag ik op bijna scherpe toon. “Ik wilde ook even mijn benen strekken” verdedigt ze zichzelf. “Dus de behoefte om naar buiten te gaan was puur fysiek en had verder niks te maken met een psychische behoefte?” vraag ik verder. “Misschien wel, maar dat zou ik dan even voor mezelf na moeten gaan” antwoord ze. “Hoe lang duurt dat ongeveer denk je?” vraag ik op een grappende toon. “Ik schat zo’n vijf minuten” en ze moet even lachen als ze dit zegt. Ik geloof dat ik het ijs een beetje heb gebroken en dat we nu verder kunnen naar een kennismakingsfase die intiemer van aard is.

Na vijf minuten vraag ik “of je het allemaal op een rijtje hebt gezet in je hoofd?” Ze zegt dat ze “het min of meer wel rond heeft gekregen.” Ik zeg “dat is mooi.” Ze zegt “dat is zeker mooi, wil je nu mijn psychologische verklaring horen die ten grondslag ligt aan mijn wandeling?” Ik vraag haar of “ze helemaal belazerd is en of ze wel weet wie ze helemaal is om mij zulke rare vragen te gaan stellen midden in de nacht” en ik loop weg. Ik weet zeker, dat meisje was maar op één ding uit en dat was om mij in bed te krijgen, maar ik had er toch wel even mooi te pakken door net te doen alsof ik het spelletje mee speelde en uiteindelijk toch mijn poot stijf te houden.

Je moet naar beneden stampen om hoger te komen

In het echt ben ik een verlegen jongen,
Iemand met een goed hart
En schone longen

Op schrift ben ik een voorbedachte moordenaar
En een pathologische leugenaar

In het echt ben ik ontzettend lief,
Maar op papier ben ik een betekenisdief

Ik maak van alle positieve woorden een leeg begrip,
Maar in het echt hang ik aan je lip
Pretendeer ik dat je me kan begrijpen,
Maar ondertussen ben ik onder tafel mijn messen aan het slijpen

Om je op een later tijdstip van kant te maken,
Want ik weet ook wel dat ik mensen in het echt niet kan raken.
Daar ben ik namelijk veels te aardig voor
En de enige manier waar ik mee scoor,
Is op papier

Want ik wil mensen zwart maken
Opdat anderen vol van me raken
Het loont om mensen de grond in te trappen,
Maar ik denk dat jullie dat wel snappen

Want je toont dat je beter bent dan anderen
En het staaft het gegeven dat mensen van hun leven niet kunnen veranderen.

Een lekker konijn

"Je konijn heeft je gebeten om één simpele reden, hij weet niet wat liefde is."

"Wat zeg je me nou? Geef me goddomme liever een pleister, ik bloed als een rund door dat kanker-konijn."

"Zie je, dat bedoel ik nou. Dat konijn wordt alleen maar de huid vol gescholden en bovendien smijt je ook nog eens de sla en wortels bovenop zijn kop."

"Hé, hé, hé, ik smijt wel met liefde ja en daarbij verstaat zo'n konijn toch niet wat ik zeg."

"Ik denk dat er wel een bepaalde boodschap over komt als zijn oren wapperen wanneer je er in schreeuwt."

"Ach, ik aai hem een beetje en praat tegelijkertijd wat in zijn oor."

"Dat je hem gaat op eten tijdens Kerst of andere enerverende boodschappen die je hem mee geeft?"

"Ja, bijvoorbeeld."

"Kijk het maakt mij niet uit wat je tegen hem zegt of hoe je hem behandeld, maar ik zeg je, als vriend, dat als je hem zo blijft behandelen hij minder goed zal smaken uiteindelijk."

"Op wat baseer je dat precies?"

"Op een wetenschappelijk boek dat ik laatst heb gelezen over gastronomie."

"En hoe mag dat boek dan wel heten?"

"Het anti-vegetarisch handboek."

"En door wie is dat geschreven dan?"

"A. Misler."

"Dat zegt me niet direct iets, heeft 'ie verder nog iets noemenswaardigs geschreven ofzo?"

"Hij was voor hij schrijver werd actief in de politiek, maar kwam voortdurend in opspraak door flauwe grappen die hij maakte en uit haalde in het parlement."

"En wat heeft dat te maken met gastronomie?"

"Nou, hij was in privé ook erg actief als amateur-kok en daarbij haalde hij allerlei experimenten uit met dieren en dergelijke."

"Wat dan? Mishandelde hij een konijn en een ander konijn vertroetelde hij ofzo iets?"

"Ja, hij deed min of meer hetzelfde wat jij doet met je konijn en het tegenovergestelde met een andere en eentje behandelde hij "normaal"."

"Maar schreeuwde hij dan ook dat hij zijn konijn ging op eten tijdens Kerst?"

"Ja, maar alleen als die anderen er niet bij waren. Anders zouden ze natuurlijk negatief beïnvloed worden."

"Maar hij deed toch nog wel andere dingen?"

"Ja, zoals met voer smijten enzo."

"Maar hield 'ie het daar dan bij?"

"Nou niet helemaal, zijn methodes hebben er ook een beetje aan bijgedragen dat hij de politiek uit is gegaan."

"Was het zo omstreden dan?"

"Ja en hij maakte er veelvuldig grapjes over, tot groot ongenoegen van wat je tegenwoordig de partij van de dieren zou kunnen noemen."

"En die hebben vervolgens een motie van wantrouwen ingediend?"

"Nee, ze hielden een lastercampagne tegen hem en toen keerde de publieke opinie zich tegen hem."

"En toen heeft hij zijn conclusies getrokken?"

"Ja toen is 'ie opgestapt en heeft hij zich volledig toegelegd op zijn experimenten en het beschrijven van de resultaten."

"En daar kwam dus uit dat konijnen lekkerder zijn als je ze goed behandeld?"

"Ja, maar hij concludeert dat je je konijn beter bij de slager kunt halen, want dat zijn wilde konijnen en die hebben het beste leven gehad."

"Ah, dus zijn studie had eigenlijk helemaal geen zin?"

"Niet echt nee."

woensdag 24 maart 2010

Inkijk

Ik zal je een kleine inkijk geven in de situatie waarin ik mijn teksten of gedichten schrijf, omdat het, naar mijn mening, onontbeerlijk begrip zal opleveren over hoe mijn werk tot stand komt. Ik typ altijd achter mijn computer, die zich bevind tegen het raam aan, wat mij de mogelijkheid geeft om naar buiten te kijken. Ik zie buiten regelmatig mensen voorbij lopen en bij mij naar binnen kijken, waarschijnlijk omdat ik een van de weinigen ben die regelmatig zijn gordijnen open heeft, tegenover anderen die ook op de begane grond wonen en halsstarrig hun gordijnen dicht houden. Ik vertaal dit niet alleen naar mijn schrijfwerk, want ik schrijf voor een publiek, iets wat zich aan me voorbij trekt, maar ik ook wil aanspreken. Ik vertaal het ook naar kinetische uitingen, meestal in de vorm van dans. Als ik lange tijd aan de studie zit begin ik vaak, geïnspireerd door mijn muziek, met dansen, midden in mijn kamer. Mensen kijken er raar van op of kijken weg als ze zien wat ik aan het doen ben, maar het lokt in ieder geval reactie uit. Net als die keren dat mensen me zien masturberen achter mijn computer omdat ik even geen zin had om mijn gordijnen dicht te doen. Over het algemeen keken de mensen die dit mochten aanschouwen snel weg overigens en dat doen ze nog steeds. Ik dans op papier, maar ik blijf me altijd bewust van mijn publiek en misschien was dat wel anders geweest als ik op de dertiende verdieping had gewoond en er nooit mensen voorbij mijn raam waren gelopen. Het is in mijn ogen belangrijk om de connectie te leggen tussen de fysiek en de abstracte wereld die ik beschrijf in mijn verhalen, omdat het me meer inzicht geeft in mezelf en mijn onderbewuste beweegredenen. Ik schrijf in eerste instantie om mijn ‘ei’ kwijt te kunnen, maar de vorm die het aan neemt, zou wel eens heel erg beïnvloed kunnen zijn door de situatie waarin ik mijn teksten schrijf. Het is moeilijk om dit te kunnen staven, omdat ik altijd laag bij de grond heb gewoond, maar misschien dat als ik inderdaad hoger had gewoond meer over zweverige onderwerpen had geschreven en niet zo direct naar een publiek was gericht. Het zou ook kunnen zijn dat het publiek wat ik voor ogen heb in mijn hoofd zit en dat ik dit nu concreet probeer te maken door vast te stellen waarom bepaalde eigenschappen van mijn schrijven zich manifesteren en andere niet. Het hoeft niet zo te zijn dat alles wat ik doe of zeg een reactie is op mijn omgeving, omdat er bepaalde dingen in mij ook echt ‘zelf’ zijn, maar dat klinkt in mijn oren zo onwaarschijnlijk. Het klinkt veel waarschijnlijker om te stellen dat het inderdaad zo is dat ik dans naar de pijpen van mijn voorbijgangers, maar tegelijkertijd ben ik degene die zelf invult hoe ik dat doe en wanneer ik dat doe. Wat dat betreft werk het maar als een machine waarin de verwachting van anderen wordt gestopt en er vervolgens iets uit komt. In mijn geval zijn dit geniale stukken tekst en hier en daar zit er ook nog een filosofische opsteker in verwerkt waar je even bij stil moet staan.

zaterdag 20 maart 2010

Mijn manifest

Ik wil graag mensen overtuigen met mijn teksten. Iedere schrijver wil wel iets overbrengen aan zijn lezer, zij het maatschappelijke denkbeelden, of een goed gevoel, overdracht vind er altijd plaats. In dit geval probeer ik toch zo veel mogelijk op maatschappelijke bewustwording te zin spelen. Indien ik mijn huidige lezers weet te overtuigen, hoop ik daarna breed maatschappelijk draagvlak te krijgen, zodat er uiteindelijk een verandering kan plaats vinden. Een verandering die betrekking heeft op bestaande denkbeelden over bepaalde bevolkingsgroepen bijvoorbeeld, waar ik me allereerst op zal focussen in dit manifest. Ik kan natuurlijk niet alle bestaande beelden in één keer veranderen door een enkele tekst. Dit vereist een grotere structuur van teksten, waarvan iedere individuele tekst over één bepaalde bevolkingsgroep, of een ander onderwerp, zal gaan. Ik begrijp dat sommige mensen dit als controversieel en/of subversief zullen ervaren, maar daarom schrijf ik de teksten ook. Ik wilde er ten slotte nog aan toe voegen dat ik mij niet zal beroepen op empirisch verworven bewijzen, maar puur zal inspelen op de menselijke logica. Dit doe ik omdat de essentie van mijn betogen dan beter naar voren zal komen en omdat het op deze manier voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk blijft.

Ik wilde dit manifest graag beginnen met de pedofielen. Deze groep is al lange tijd, en nog steeds, structureel de grond in geboord door de publieke opinie. Dit komt voornamelijk door een gevoel van angst die de maatschappij pretendeert te hebben. Pedofielen worden vaak gezien als een gevaar voor de maatschappij, terwijl ze slechts een individueel gevaar lijken te vormen. Het gaat om lust jegens kinderen en vaak ook alleen maar het verlangen om veel met kinderen om te gaan op een niet seksuele manier. Die kinderen hebben ouders en laatstgenoemde zijn vaak bang en niet de kinderen. Iemand zou kunnen suggereren dat weeskinderen gebruikt zouden kunnen worden als jonge prostituees voor pedofielen, maar ik denk niet dat ik hoef uit te leggen waarom dit onethisch zou zijn.

Op dit moment regeert de angst en waar deze regeert worden onverstandige besluiten genomen. We besluiten om pedofilie te criminaliseren en daarmee wordt het onderwerp ook direct onbespreekbaar gemaakt. Wat overigens niet onbespreekbaar is en zelfs ruim in de populaire media naar voren word gebracht is het verlangen naar de eeuwige jeugd. Het kan zijn dat die angst ook daar een beetje vandaan komt. We willen allemaal nog niet dood, we willen het liefst zo lang mogelijk blijven leven op een zo gezond mogelijke manier en daarom verlangen we het meest naar hetgeen wat het verst van de dood af staat, de jeugd.
Iedereen verlangt er naar, maar vaak gunt men het andere mensen niet. Zeker niet als dat verlangen concreet wordt gemaakt in de vorm van seksuele handelingen. Dan wordt het bestempeld als onacceptabel en verstopt in de kast der taboes. Dit lost het probleem natuurlijk niet op en uiteindelijk moeten we toch zoeken naar een oplossing die voor beide partijen voldoening geeft. Er moet geen angst zijn voor een getraumatiseerd kind of, aan de andere kant, moet iemand die seksuele gevoelens koestert voor kinderen, gewoon op straat kunnen lopen zonder besmeurd te worden met scheldwoorden of vuisten.

Als pedofielen meer de kans krijgen om in het openbaar te treden met hun probleem, wat overigens door socioculturele denkbeelden is geconstrueerd en niet door pedofielen zelf, dan kan er samen naar een oplossing gezocht worden. Op dit moment word de discussie over de hoofden van degenen over wie het gaat gevoerd en dat is bij andere maatschappelijke misstanden niet het geval. Straatjongeren krijgen straatcoaches, ex-criminelen krijgen reclasseringsambtenaren en pedofielen worden alleen verplicht naar een dergelijke ambtenaar te gaan, als ze reeds een zedendelict hebben gepleegd. Dat lijkt me een beetje laat. Het lijkt me ook niet dat een reclasseringsambtenaar net zo goed in staat is om een moordenaar terug de maatschappij in te krijgen als een pedofiel. Ik ga er dan wel vanuit dat een dergelijke moord is gepleegd vanuit een emotionele en niet psychische motivering. Pedofilie lijkt mij een psychische ‘afwijking’. Het lijkt me erg onwaarschijnlijk dat de beweegredenen van een pedofiel zich in eerste instantie bevinden in het emotionele spectrum. Vroeger seksueel misbruik waarvan de pedofiel zelf slachtoffer is geweest kan een belangrijke factor zijn, omdat er dan waarschijnlijk wraakgevoelens mee spelen. Aan de andere kant lijkt dat me niet dat dit de doorslaggevende factor is, je bent nu eenmaal niet wat er met je gedaan word. Het kan je zeer sterk beïnvloeden, daar wil ik geen afbreuk aan doen, maar uiteindelijk kies je zelf wat je doet en wie je bent speelt daar een belangrijke rol bij.Het lijkt me daarom ook niet zo raar dat veroordeelde pedofielen een erg grote kans hebben om wederom in de fout te gaan. De focus is te vaak gelegd op wat pedofielen doen of dreigen te gaan doen, zoals vaak gesuggereerd word, maar er is nooit aandacht voor de kern van het probleem, namelijk hoe pedofielen zijn. Willen we van het bestaande beleid af en zijn we met zijn allen bereid om de angst van ons af te gooien, dan kunnen we eindelijk het probleem bij de wortels aanpakken.

Timmy de Vos

Timmy de Vos
Mocht ik homoseksueel zijn
Of het eventueel nog worden
Dan ben jij de klos

Met je lichte, oceaan-blauwe ogen
En je gelul over anale seks
Voor jou zijn al veel vrouwen gebogen
Maar misschien is het nu jouw beurt

Er zal eens een tijd aanbreken
Dat een jongen, net als ik,
Zijn piemel in je kont
Zal willen steken

Mocht zich dat in de nabije
Toekomst toch niet voordoen
Dan geef ik een voorbind-dildo
Aan Luca, je vriendin
Die ramt 'em er dan, net zoals jij bij haar deed, dan vast wel even in

Lieve klootzak

Ik ben een lieve klootzak. Ik durfde het vroeger niet toe te geven, hoewel ik het natuurlijk wel wist, maar ik heb er inmiddels minder moeite mee. Verscheidene mensen hebben laten doorschemeren dat ik eigenlijk best wel lief ben en dat durf ik dan ook wel van ze aan te nemen. Ik wist van mezelf al dat ik een klootzak ben dus dat hoefde ik niet van anderen aan te nemen, hoewel ik daar soms toch op gewezen ben. Maar nu, sommigen lijken dwars door je heen te prikken, dwars door je schild van cynische opmerkingen en zwartgallige grappen en als dat met je gebeurt, voel ik haast de noodzaak niet meer om onze ‘act’ vol te houden. Om het in een ander voorbeeld te stoppen, of nee, als je het nu niet begrijpt is het een hopeloze zaak en is deze hele tekst tot nog toe voor jou nutteloos geweest, maar ik weet dat het niet zo is. Het werkt in ieder geval bevrijdend en ik hoop dat zij het net zo ervaart, want ik prik ook zo door haar heen. Iets waar we beiden tweeëntwintig jaar keihard aan gewerkt hebben en in minder dan een week hebben we elkaars levenswerk kapot gemaakt. Ik denk dat je een persoon, net als een tekst, tegen zichzelf kunt lezen of interpreteren. Mensen presenteren, of pretenderen, zichzelf op een bepaalde manier en het is aan anderen om dat aan de tand te voelen, dat vind ik althans. Ik heb mezelf al vaak genoeg getest, maar dan kan ik me ook beroepen op ‘mijn feiten’, bij het lezen van anderen kan ik slechts interpreteren op aannames.

Eerlijk toegegeven. Ik had me die dag wel speciaal voor haar geschoren. Ze had een paar dagen van te voren aan gegeven dat ze dat wel leuk vond, zo’n glad bekkie. Ik begon er langzaam maar zeker ook mijn voordelen in te zien. Het was immers lang geleden dat ik het mes over mijn kaken heen liet glijden en er zich een strakke lijn van onder al dat dikke haar tentoonstelde. Mijn mond viel haast open bij het aanschouwen van zulke schoonheid. Ze zei later tegen me dat ze het wel vervelend zou vinden als ze net zulk dik baardhaar had gehad als ik. Ik vind het juist een bijkomend voordeel. Ik zei wel dat ik er de hele tijd overheen moest harken en liet dit klinken als weegeklaag, maar eigenlijk vind ik het alleen maar leuk. Hoe langer ik voor de spiegel kan staan, hoe beter. Mijn opgekropte narcisme komt dan onmiddelijk naar boven en komt tot bloei en manifesteert zich naar buiten toe als een grote glimlach op mijn gezicht.