donderdag 25 maart 2010

Gal spugen

Ik zeg dat ik gal wil spugen tegen het meisje naast me. Ze zegt dat ik haar niet ken en dat ik ook op een andere manier mensen aan kan spreken. Ik geef haar gelijk, maar ze blijft me vuil aankijken alsof ik haar net een ‘indicent proposal’ heb gedaan, terwijl ik haar enkel om een dienst vroeg. Ik stel voor dat ik haar iets in de plaats terug geef en voeg er nog aan toe dat het erg zwaar ligt. Het kan haar niet schelen zegt ze en ze vertelt me verder dat ik zelf mijn problemen op zou moeten lossen. Ik geef aan dat ik enkel met haar wil praten, maar ze wendt haar hoofd af en loopt weg.

Ik zit alleen op een bank in het bos en ik kijk om me heen. In de verte zie ik wat mensen lopen in joggingpak. Ik kijk achter me en als ik helemaal om me heen heb gekeken kom ik tot de conclusie dat er verder helemaal niemand is. Ik schuif een beetje heen en weer, maar ik kan niet echt een lekkere positie of plekje vinden op de bank. Ik doe de rits van mijn jas iets verder omhoog, want het is wel een beetje koud. Het begint nu ook donker te worden en ik kan zowel de zon als de maan zien. Iets in me zegt dat dit een voorteken is voor een betere toekomst, maar al gauw realiseer ik mezelf dat men geen voorbarige conclusies kan trekken uit natuurlijke elementen. Eerst zien en dan geloven. Ik sta op en loop weg van het bankje, in de richting waar ik vijf minuten geleden die joggers zag lopen. Tussen mij en die plek bevindt zich een groot grasveld. Ik blijf midden op het grasveld en kijk weer helemaal rond me heen. Ik kan nauwelijks zien of er iemand loopt, mocht er al iemand lopen en ik moet weer concluderen dat er niemand loopt.

Ik loop nog wat verder en sta nu op de plek van de joggers en ik kijk naar het bankje waar ik daarstraks op zat. Ik blijf een tijdje staan kijken en na vijf minuten zie ik opeens een meisje uit de bosjes achter het bankje te voor schijn komen en ze neemt plaats op het bankje. Ze doet haar benen over elkaar, kijkt om zich heen en het lijkt alsof ze op iemand aan het wachten is. Ik denk niet dat ze mij ziet, want als haar blik zich aan mij voorbij trekt stopt haar hoofd nog geen seconde. Ik draag een zwarte jas die door het donker om me heen fungeert als camouflage. Ik loop richting het meisje en sta weer stil op het midden van het veldje. Ik kijk helemaal rond me heen en ik zie niemand, behalve het meisje dat nog steeds ongeduldig om zich heen kijkt. Ik loop nog dichterbij en op het moment dat ik ongeveer twintig meter van haar verwijderd ben kijkt ze opeens mijn richting uit, waarna ze snel haar blik afwend. Alsof ik door haar afwendende blik niet langer meer de behoefte heb om naast haar te gaan zitten. Ik neem naast haar plaats en ze kruist haar benen over elkaar en schuift een beetje op, verder van me weg.

Ik vraag of ze misschien wat gal wilt spugen en ze kijkt me in eerste instantie verbaasd aan. Ze zegt dat dat wel een erg rare vraag is om te stellen zo midden in de nacht. Ik zeg dat ze daar misschien wel gelijk in heeft. Ik vraag haar wat ze hier precies doet zo midden in de nacht. Ze zegt dat ze hetzelfde aan mij zou kunnen vragen. Ik vraag of ze dat dan ook wil vragen. Ze vraagt me wat ik hier doe midden in de nacht. Ik zeg dat ik gal wil spugen. Op wat voor manier vraagt ze me. Op een figuurlijke manier. Ze zegt dat ze daar voor niet naar hier is gekomen. Ik vraag waarvoor dan wel. Ze zegt dat ze een wandeling wilde maken. Ik vraag waarom ze een wandeling wilde maken. Ze zegt dat ze er even uit wilde zijn. “Om gal te spugen? ” vraag ik haar. “Nee” antwoord ze. “Waarom dan wel?” vraag ik. “Om een frisse neus te halen” antwoord ze. “Maar dat kan toch ook als je je neus uit het raam hangt?” vraag ik op bijna scherpe toon. “Ik wilde ook even mijn benen strekken” verdedigt ze zichzelf. “Dus de behoefte om naar buiten te gaan was puur fysiek en had verder niks te maken met een psychische behoefte?” vraag ik verder. “Misschien wel, maar dat zou ik dan even voor mezelf na moeten gaan” antwoord ze. “Hoe lang duurt dat ongeveer denk je?” vraag ik op een grappende toon. “Ik schat zo’n vijf minuten” en ze moet even lachen als ze dit zegt. Ik geloof dat ik het ijs een beetje heb gebroken en dat we nu verder kunnen naar een kennismakingsfase die intiemer van aard is.

Na vijf minuten vraag ik “of je het allemaal op een rijtje hebt gezet in je hoofd?” Ze zegt dat ze “het min of meer wel rond heeft gekregen.” Ik zeg “dat is mooi.” Ze zegt “dat is zeker mooi, wil je nu mijn psychologische verklaring horen die ten grondslag ligt aan mijn wandeling?” Ik vraag haar of “ze helemaal belazerd is en of ze wel weet wie ze helemaal is om mij zulke rare vragen te gaan stellen midden in de nacht” en ik loop weg. Ik weet zeker, dat meisje was maar op één ding uit en dat was om mij in bed te krijgen, maar ik had er toch wel even mooi te pakken door net te doen alsof ik het spelletje mee speelde en uiteindelijk toch mijn poot stijf te houden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bedankt voor uw, waarschijnlijk, zeer belangrijke bijdrage!