Ik moet schrijven en dat ga ik dan ook weer doen, omdat ik het nodig heb als uitlaatklep. Maar al te graag heb ik mezelf vaak wijs gemaakt dat ik zo iets dergelijks niet nodig heb, maar toen ik de laatste keer bewust stopte met dingen op papier zetten, wist ik dat het op den duur weer zou gaan kriebelen. De reden dat ik er mee gestopt was, was omdat ik dacht dat er toch niet iets interessants naar boven zou komen. Mijn geschreven wereld leeft van conflicten, van interne conflicten en conflicten met anderen en vooral die eerste levert naar mijn mening het interessantse materiaal op. Ik schrijf het liefst over dingen die me aan het hart gaan en dat is misschien ook wel logisch. Het is niet zo dat ik daar niet aan toe kom in mijn geschreven werk voor mijn studie, maar ik wil af en toe ook de vrijheid ervaren om niet volgens bepaalde richtlijnen te werken die op gelegd zijn door anderen. Het zou natuurlijk een illusie zijn om te denken dat ik mezelf, bewust of onbewust, aan banden leg aan de hand van richtlijnen. Overigens is dit een soort van introductie over waar ik daadwerkelijk over ga schrijven. Zo’n intern conflict waar ik niet direct een oplossing voor weet. Ik zat er aan te denken om het conflict in een mooi verhaal te verhullen en met allerlei leuke analogien aan te komen zetten, maar er was me niets te boven geschoten. Het zal dus waarschijnlijk een rauwe werkelijkheid zijn, die misschien wordt ervaren als zeer persoonlijk en gerelateerd wordt aan mij als persoon, maar ik wil er graag bij vermelden dat ik vooral op zoek ga naar dingen die misschien ook voor anderen zouden kunnen gelden. Ik mag graag geloven dat ik af en toe best aannames mag maken op mijn eigen ervaringen. Bon, tot zover de introductie.
Ik zou ten eerste niet weten waar ik moet beginnen, aangezien het al ontzettend lang geleden is dat ik iets over mezelf op papier heb gezet. Ik tracht dan ook niet een chronologisch, feitelijk verslag te brengen van wat ik de afgelopen tijd heb gedaan en beleefd, want daar ben ik niet erg in geïnteresseerd. Wat interessanter is, naar mijn mening, is wat enkele belevenissen met me hebben gedaan of mij hebben geholpen in het verschaffen van bepaalde inzichten. Nu zijn dat geen spectaculaire inzichten in de trant van dat ik nu eindelijk het licht heb gezien, want dat heb ik al een tijd terug gedaan. Nee, de daadwerkelijke behoefte om weer wat van me af te schrijven is gisteren begonnen. Ik hou van een snelle onderneming, dus dat is dan ook de reden waarom ik nu achter mijn computer ben gekropen, waar ik anders toch wel had gezeten, en ben beginnen met typen.
Gisterenochtend belde mijn moeder mij om negen uur ’s ochtends, omdat ik de dag daarvoor aan mijn vader had gevraagd of ze me kon terug bellen. Ik wilde haar namelijk vragen of ze nog hoeslakens had. Ik heb namelijk een nieuw bed gekocht. Het is een tweedehands bed, welke groter is dan mijn vorige bed en daarom had ik dus nieuwe, grotere hoeslakens nodig. Ze had er geen meer over, wat erg jammer is, maar dat is niet helemaal de reden waarom ik hier nu dit aan het papier aan het vertellen ben. De reden was dat ze me vertelde, als leuk familie feitje, dat mijn cavia en haar vriendje Henk (beiden namen zijn pseudoniemen) min of meer uit elkaar waren. Ik vroeg natuurlijk waarom dat zo was gekomen. Dit was omdat Henk een ander had. “En dat moet gewoon maar kunnen”, waren mijn moeders woorden, misschien licht geparafraseerd. Ik wil nu niet de paragnost uit hangen en claimen dat ik dit aan zag komen in mijn grote glazen bol, maar ik wist dat het geen verstandige keuze was geweest om direct samen te gaan wonen. Ik weet niet in hoeverre het cliché waar is dat álle mannen zich niet durven te binden, maar ik weet in ieder geval voor mezelf dat ik daar wel een beetje bang voor ben. Voor mij betekent het niet dat Henk persé met een ander wil zijn, maar misschien begrijpt hij zijn onderbewuste beweegredenen niet goed. Hiermee impliceer ik natuurlijk bijna automatisch dat ik dat wel doe. Nu ja, die stelling ga ik dan ook proberen te verdedigen, want anders heb jij als lezer niets om me op aan te vallen en de bedoeling is toch wel dat de conflicten die zich in mij plaats vinden een weg naar de buitenwereld vinden en bloot gesteld worden aan anderen hun beoordeling.
Wat Henk, volgens mij wilde en net als ik dat zelf ook soms wil doen, was om te ontsnappen. Dit is niet heel gek als men het heeft over dierlijke wezens. Apen en olifanten doen ook aan vormen van escapisme door zich zat te eten aan rottend fruit bijvoorbeeld. Nu is bijna de gehele mensheid onderworpen aan een lichte tot ernstige vorm van alcoholisme, maar escapisme bij mensen kent een breder spectrum denk ik. We leven in een traditie waarin monogamie vooralsnog als de standaard wordt gezien, terwijl verscheidene onderzoeken al hebben aangetoond dat de mens niet altijd monogaam is. De illusie van verplicht monogamistisch bestaan komt voornamelijk voort uit de christelijke traditie. Dit brengt natuurlijk een bepaald conflict met zich mee, een intern conflicht, in zowel mannen als vrouwen. Ik neem toch aan dat vrouwen ook bepaalde seksuele behoeftes hebben. (Het spijt me overigens als ik mezelf vaak in de positie van een man, dan wel fictief of bestaand, plaats, maar dat is nu eenmaal omdat ik zelf een man ben.) Ik wilde graag dieper in het interne conflict gaan.
Nu heb ik het genoeg over Henk gehad en over wat ik vermoed dat er ten grondslag ligt aan de relationele problemen tussen hem en mijn cavia. Mijn cavia zou het mij misschien ook niet in dank af nemen als ik het over haar heb in een seksuele context, maar dit was nu eenmaal het beste voorbeeld dat ik kon nemen. Hoewel, ik weet nog wel een aantal ‘goede’ voorbeelden, maar ik denk niet dat het me in dank af genomen word als ik het daar expliciet over ga hebben. Daarom neem ik nu mezelf als voorbeeld. Ik voelde bij mezelf weer het en ander te beginnen kriebelen. Dat is misschien een ietwat ambigue begrip: kriebelen maar ik bedoel het zoals het is en het is eigenlijk ook heel concreet. Ik voelde de behoefte op komen om seks te hebben met iemand anders dan mijn vriendin. Op de een of andere manier heb ik het idee dat er een ontzettend taboe aan kleeft om dat uit te spreken. Mensen zullen misschien ook ontkennen dat ze soms die behoefte hebben en bij anderen die behoefte niet onderkennen, zeker niet bij hun partner. Ik heb dit ook aan mijn vriendin vertelt en ze wist niet direct wat ze er van moest zeggen, of ze me permissie moest geven om met andere vrouwen te gaan neuken of dat ze me daarin wilde beperken. Ik begrijp dat ze niet direct haar woordje klaar had, maar de voornaamste reden dat ik het haar vertelde was omdat ik een bepaalde dialoog wilde hebben waarin ik uiteindelijk wat wijzer zou worden over mijn eigen behoeftes en waar ze vandaan komen en wellicht tentatieve, universele aannames kon maken over anderen. Ik bewonder mijn vriendin dan ook zeer, want ik had dit niet aan veel anderen verteld met wie ik een relatie zou hebben.
Nu is het stomme toeval dat sinds ik ben begonnen aan het schrijven van deze tekst er een studiegenoot (ik hoop dat dit vaag genoeg is) naar me toe gekomen was die mij vertelde dat het uit was met haar vriend. Ik zei dat dat vervelend was en dergelijke en ging min of meer het riedeltje af die je normaal af gaat als iemand iets vervelends heeft mee gemaakt waaraan jij niets kunt doen behalve een luisterend oor bieden. Ik zei dat ik daar toevallig een stukje over aan het schrijven was, maar verder heb ik over het stukje niet veel verteld. Ze vertelde me, wat hier relevant is voor mijn stukje, dat ze het idee had dat hij het nooit over zijn gevoelens had gehad. Ik denk dat daar de essentie zit, de kern van het probleem. Er heerst vaak een patriarchistische, bedrukkende sfeer rond het uitspreken van gevoelens onder mannen. Vrouwen zouden goed over hun gevoelens kunnen praten en dat zouden ze dan ook vooral moeten doen en mannen kunnen dat niet goed, op de een of andere arbitraire, conventioneel vastgelegde manier en daarom moeten ze maar vooral hun mond er over houden.
Ik praat af en toe wel eens over mijn gevoelens, maar dat doe ik niet heel erg vaak. Ik denk dat als ik geen vriendin zou hebben dat er dan maar weinig mensen zouden zijn waarmee ik mijn allerdiepste gevoelens zou delen en waar van ik ook zeker zou zijn dat degene aan wie ik die gevoelens mede deel ze ook daadwerkelijk begrijpt. In meerdere of mindere mate in ieder geval, want het berust natuurlijk altijd op het principe van empathie. Ik denk dat als ik die behoefte aan mede-mannen zou meedelen, dat menig man me raar aan zou kijken. Soms heb ik het idee dat anderen, maar ik zelf ook, vaak het in iets anders proberen te vinden. Door er bijvoorbeeld grappen over te maken of door vreemd te gaan, door veel te drinken, door drugs te gebruiken. Ik maak natuurlijk ook grappen die er niet betrekking op hebben, ik kan ook vreemd gaan zonder reden, ik kan ook veel te drinken omdat het een gezellig avond is en ik hou er nu eenmaal van om veel dingen te proberen. Het gaat me dan ook niet om de manifestatie van het probleem, want dat kun je niet altijd even goed onderscheiden, maar het gaat me om de kern, de grondslag, de geneologische oorzaak. Ik moet heel eerlijk bekennen dat ik me misschien een beetje laat beïnvloeden door Foucault en over mijn idee van geneologie, maar ik denk dat het een vruchtbare denkwijze is die veel problemen kunnen ontrafelen.
Also, ik ga Foucault dan ook even aan halen, al zij het in parafrases. Volgens deze beste man, die in zijn The Use of Pleasure: The History of Sexuality: 2, het een en ander vertelt over hoe er door de eeuwen heen naar seksualiteit gekeken werd, ontkennen de Christenen het liefts het bestaan van begeerte. Begeerte in de seksuele zin heb ik het dan voornamelijk over. Dit was weer net ietsjes anders dan hoe de Grieken er over na dachten. Die erkenden begeerte namelijk wel. Zij zagen ook in dat begeerte soms een rem nodig heeft, maar soms ook niet. Het had een regulierknopje nodig, vergelijkbaar met Freud’s Ich. De begeertes zouden in deze analogie Es zijn en de maatschappij die wilt voorkomen dat je een hedonist wordt, waarmee je niets mee kunt beginnen, is het Überich. Overigens als jijzelf nog iets van je leven wilt maken en niet alleen je pik (dan wel kut) wilt achterna wilt lopen, dan maak je zelf ook deel uit van het Überich. Je zou zelfs kunnen zeggen, dat het überich volledig is geinternaliseerd, omdat jij degene bent die deze ‘regels’ deduceerd vanuit je omgeving. Verder dachten de Grieken dat het Ich in conditie gehouden moest worden. Je moest zo nu en dan uit de ban springen, je realiseren wat je fout had gedaan, een klein beetje een schuld gevoel krijgen en je Ich was weer in conditie. Ze geloofden zelfs, dat als je dat niet deed, je Ich uit conditie zou raken en dat is foute boel.
Een voorbeeld uit de praktijk zijn Katholieke priesters die zich vergrijpen aan jonge, onschuldige jongetjes. Het is zo simpel dat ik het bijna niet hoef uit te leggen me dunkt. De priesters, de Christenenen dat het zijn, maakten de fout op het moment dat ze niet onderkenden dat ze bepaalde behoeftes hadden. Bij het afleggen van een eed en het aannemen van een bepaald beroep zeiden ze min of meer: “nee, ik hoef geen seks, ik moet geen vrouw, ik ben celibaat en seks is voor sukkels.” De rest is allemaal een logisch gevolg. Ze bleken toch wel seksuele verlangens te hebben, ze konden moeilijk een volwassen vrouw pakken, want die zouden hun mond open trekken en die kwamen gewoonlijk met hun man langs. De enige uitweg was dus zo nu en dan een kindje pakken. Ik wil hier absoluut benadrukken dat dit vanuit een bepaald perspectief logisch is, maar absoluut niet is te rechtvaardigen en dat het mijns inziens daarom ook anders zou moeten. Dit was vooral om maar even aan te tonen wat het niet onderkennen van je eigen gevoelens met je kan doen. Ik neem aan dat veel van die priesters die deze misdaden hebben gepleegd aan het begin van hun celibate bestaan niet voor ogen hadden om zich uiteindelijk te vergrijpen aan kinderen. Ik denk dat je dan de wereld aan het om draaien bent.
Deze analogie kun je ook op andere dingen toe passen waar verlangen tevens om de hoek komt kijken. Die staan naar mijn mening ook in relatie tot escapisme. Ik heb het dan bijvoorbeeld over drugs. Drugs is een uitstekend middel om te ontsnappen aan het dagelijks leven, of algemener gezegd, aan de realiteit. Als je niet wilt toegeven dat je geen behoefte hebt aan enige vorm van escapisme ben je denk ik dan ook gevoeliger voor enige vorm van verslaving. Ik kan wel een paar voorbeelden noemen van mensen in mijn omgeving, vooral vanuit de tijd rond mijn puberteit, die door hun ouders op een bepaalde manier werden onderdrukt. Ze mochten geen drugs gebruiken, ze moesten voor een bepaalde tijd thuis zijn en nog andere beperkende ‘maatregelen’. Ik denk dat zulke maatregelen averechts kunnen werken. Ik wil niet de suggestie wekken dat het altijd averechts werkt, want ik onderschat niet graag de kracht van indoctrinatie, in welke vorm dan ook en in welke sterkte dan ook. Het werkt averechts omdat het wederom bepaalde behoeften niet erkent. Als puber heb je vaak de behoefte om uit de ban te springen, te ontsnappen aan de verwarring die al die hormonen en emoties met zich mee brengen en om recht toe recht aan jezelf klem te zuipen of suf te blowen en om vervolgens lekker laat thuis te komen. Ik zeg niet dat het goed is om die laatst genoemde activiteiten te verrichten, puur en alleen om die activiteiten te verrichten, maar iedereen kan een wijze les leren als hij of zij ’s ochtends wakker wordt met een enorme kater en niet meer in staat is om te vol doen aan bepaalde eisen die je aan jezelf stelt. Als je ouders of welke instantie dan ook dient als jouw geweten en jou vertelt wat je niet of wel moet doen, dan leen je je geweten uit. Je houdt het, zoals de Grieken zouden zeggen, niet meer in conditie. Het is extern en zou in beginsel intern moeten zijn, want jij moet je leven als individu kunnen leven.
Om mezelf nog maar eens als voorbeeld te nemen: ik mag graag genieten van een blowtje, een biertje of een sigaretje. Grappig dat al die dingen vaak verkleint worden, vraag me niet waarom, maar het heeft er vast mee te maken dat ze op deze manier onschuldiger lijken. Want is het nu zo dat als ik vraag aan iemand: “zullen we vanavond een jointje gaan roken?” dat ik bedoel dat ik wil dat we een kleine joint gaan roken? Of bedoel ik, door het te verkleinen, dat het roken van een joint op zich onschuldig is? Een ander voorbeeld is wanneer ik vraag: “zullen we bier gaan drinken?” tegenover “zullen we een bier gaan drinken?” Hoe vaak hoor je de laatste vraagstelling om voor te stellen dat ‘we’ een bier gaan drinken? Ik hoor het nagenoeg nooit en het moet iets betekenen dat we vrij consistent middelen die escapisme mogelijk maken verkleinen. Enfin, ik ging eigenlijk iets over mezelf en over mijn puberteit vertellen en over hoe de verhouding tegenover mijn ouders destijds was. Mijn moeder gaf mij vaak een tijd aan waarop ik thuis moest zijn toen ik een jaar of vijftien, zestien was. Op die manier externaliseerde ze een deel van mijn geweten. Een deel, omdat ik natuurlijk als nog kon besluiten om me voor die tijd helemaal naar de kloten te zuipen. Ik negeerde de afgesproken tijd vrij stelselmatig, omdat ik vond dat ik zelf kon beslissen wat wel of niet goed voor me was, al had ik het destijds waarschijnlijk anders geformuleerd. Het is niet zo dat ik als nog mezelf niet naar de kloten zoop, want dat deed ik wel, maar ik realiseerde de dag daarop dan ook dat ik dat niet had moeten doen, of, althans niet in dezelfde mate. Ik heb het nog steeds wel eens dat ik mezelf realiseer dat ik te veel heb gedronken de dag daarvoor, of weet ik veel wat ik heb gedaan, maar in retrospect is dat niet verschrikkelijk. Het is pas verschrikkelijk als je er niets mee doet.
Er zitten twee kanten aan een dergelijk proces. Aan de ene kant heb je degene die zijn geweten uit leent en aan de andere kant heb je degene die het geweten van een ander claimt. Naar mijn mening is het belangrijk dat je weet dat wanneer je zoiets doet, je jezelf ook deels verantwoordelijk maakt voor de persoon van wie je het geweten hebt geclaimt. Niet zozeer over het gehele doen en laten van de geclaimde persoon, maar wel over een deel daarvan. Dat deel is precies wat de oude Grieken bedoelden met dat systeempje dat impulsen reguleerde en in conditie gehouden moest worden. Als je iemands geweten claimt, zorg je ervoor dat die op den duur uit conditie raakt en zoiets moet je zien te vermijden lijkt me.
Overigens kan het zo zijn dat iemand zijn geweten uit leent aan iemand zonder dat die ander er om vraagt. Dit is omdat mensen bepaalde verwachtingen hebben van andere mensen en mensen hebben ook verwachtingen over wat andere mensen van hen terug verwachten. Begrijp je dit nog? Een concreet voorbeeld, die ik zal trachten zo simpel mogelijk te houden: Ernie eet per dag maar één snoepje, omdat hij denkt dat hij er niet meer mag van zijn moeder. Hij doet dit niet omdat zijn moeder het expliciet gezegd heeft en hij doet dit ook niet omdat hij denkt dat het slecht voor hem is. Hij doet het om aan het geëxternaliseerde verwachtingspatroon van zijn geweten te vol doen, zijn geweten die hij in de figuur van zijn moeder heeft gestopt. Ik denk dat we dit vaker doen dan we zelf denken. Ik begin mijzelf er in ieder geval steeds vaker op te betrappen.
Ik zou nu graag alles in de context die ik eerder heb geschetst willen plaatsen. Stel nu dat ik mijn geweten uit zou lenen aan mijn vriendin, omdat ik denk dat zij wil dat ik aan bepaalde verwachtingspatronen vol doe, namelijk monogaam blijven, dan gaat er al iets mis. De reden dat ik denk dat mijn vriendin dit van me verwacht hoeft helemaal niets met mijn vriendin te maken te hebben. Het heeft verschillende invloeden, de algemene maatschappelijke visie op dit soort zaken, hoe mijn ouders er naar kijken, hoe mijn vrienden er naar kijken en als laatste hoe ik met al die impulsen om ga. Hoe interpreteer ik dit alles en maak ik daar voor mezelf een plausibel verwachtingspatroon van mezelf van. Dit verwachtingspatroon stop ik vervolgens in anderen door mezelf af te vragen: wat zouden anderen van mij verwachten? Daarmee is de kous nog niet af, want met een vraag an sich ben je nog niet heel erg ver. Het belangrijkste is wat je met die vraag doet. Vul je de vraag zelf in of vraag je direct naar wat anderen van jou verwachten? Ik denk dat je een beetje van beiden moet hebben. Het is bijna onoverkomelijk dat je vragen die je aan jezelf stelt zelf in vult, maar je kunt aan de andere kant beter reflecteren als je weet wat anderen van je verwachten. Je zult dus zo nu en dan moeten vragen wat een ander van je verwacht. Dit antwoord is niet het uiteindelijk handelsplan, want je verwerkt het, reflecteert het aan je eigen verwachtingspatronen en dan pas kun je er eventueel wat mee doen.
Enfin, ik was op het punt dat ik aan het denken was dat mijn vriendin van me wilde dat ik monogaam blijf. Ik had dus een bepaalde verwachting van haar over mij ingevuld, zonder dat ik er expliciet naar had gevraagd. Ik had mijn geweten uitgeleend en aangenomen dat ik maar een snoepje per dag mocht eten en me dus niet meer bezig gehouden met de kwestie of meerdere snoepjes nu goed of slecht voor me zouden zijn. Het gaat daarbij om het proces van af vragen en het gaat er niet om dat je voor jezelf definitief maakt wat nu het goede of dan wel het slechte is. Er moet als het ware een constante worsteling zijn tussen het ‘goede’ en het ‘slechte’ wat twee relatieve begrippen zijn. Het belangrijkste is dat je je er bewust van bent en je kunt van mij dan ook geen advies verwachten. Ik kan je enkel aanraden om vooral vreemd te gaan als die behoefte zich aan dringt, maar je dan wel af te vragen waarom je dat doet, maar ik wil ook zeker benadrukken dat als je besluit om monogaam te blijven, wat absoluut een besluit is ook al neem je die niet volledig bewust, dat je jezelf dan ook moet afvragen waarom je dat doet. In andere woorden, ga jezelf eens wat afvragen.