dinsdag 29 december 2009

Een middag in de stad

“Ik lees niet graag fictie en schrijf het eigenlijk ook niet graag. Ik HOUD gewoon niet zo van fictie, het gaat er hier in en daar weer uit. Het enige leuke aan fictie, en dat is dan ook echt leuk, is dat je je lezers wijs kunt maken wat je maar wilt zolang je maar volhoudt dat het echt is en geen fictie, historisch accuraat of zelfs auto-biografisch. Het laatste wat ik schreef bijvoorbeeld, daar was niet bepaald veel van waar, stukjes wel, maar daar komt niemand achter, zeker niet wanneer ik opschrijf dat het deels onwaar is. Je kan een dik boek schrijven of een jaar werken aan een wetenschappelijke publicatie om die te eindigen met ‘Eén zin in dit geschrevene is niet waar’ en alles wat je geschreven hebt zal als fictief bestempeld worden. Ik kan op die manier alles bekennen wat ik wil zonder dat mensen het van me aannemen en ook zonder dat ik zelf het gevoel heb me bloot te geven, wat dan formeel gezien ook niet zo is. Zo zou ik kunnen beweren dat ik niet cannabisverslaafd ben, dat ik m’n vrienden niet stiekem verafschuw, dat ik de dieren waarmee ik werk kwel als ik alleen met ze ben, vrouwen als mensen zie in plaats van altijd te denken of en hoe ik ze wil neuken, dat ik niet geloof dat er een redding is en soms dood zou willen gaan gewoon omdat ik dit belachelijke bestaan moe ben, gebroken door relativistisme en een fundamentele vervreemding, moe gestreden, voorthinkend op stompjes die ik probeer te bekleden met intellectualiteit, interesses, mooie herinneringen hoop HOOP GODVERDOMME! Ik zou dat met hetzelfde gemak ontkennen en mezelf een air van gedrevenheid kunnen geven, in woord en daad stellen dat ik aan het begin van mijn leven sta en extatisch ben over m’n ontluikende potentie. Als u een beetje kritisch bent zult u nu waarschijnlijk denken dat ik inderdaad geen idee heb waar ik mee bezig ben en mezelf van binnen opvreet want hoe anders en waarom zou ik dit dan kunnen zeggen!?” Ik amuseer me erover dat en hoe ik dit tegen deze hoer vertel. Ze kijkt me nu erg geïrriteerd aan. Na m’n binnenkomst had ze meteen gezegd dat ik haar niet met ‘u’ aan moest spreken maar ik heb gezegd dat ik het zo geleerd heb en het moeilijk vond om een vreemde vrouw te tutoyeren, dat ik dat niet fatsoenlijk vond. Moet je je voorstellen! Ik wil haar natuurlijk gewoon kapotmaken, in haar hoofd, voor zover het nog kan de puinhopen daar nog verder uit elkaar trappen. Al haar corticale circuits in het rood doen gieren tot ze haar ogen langs de binnenkant uit haar kop klauwt en zich wil verzuipen in de opiaten die haar waarschijnlijk al drie decennia aan een zijden draadje boven de afgrond houden. Maar ze reageert eigenlijk niet zoals ik hoopte, of ik zeg de verkeerde dingen, hoe dan ook ik stel vooral mezelf teleur. Ik stap op, ik ben nog altijd slim genoeg om een verloren zaak te erkennen. Voor ik buitenga eis ik dat ik voor het betaalde geld tenminste eenmaal een vinger in haar anus mag stoppen, gewoon om even te voelen. Ik maak er stiekem drie van, wijs- middel- en ringvinger, en stomp ze hard naar binnen waarop ze het uitkrijst. Ha, heb ik haar toch nog goed te pakken. Ik maak me snel uit de voeten. Opzich was het best wel leuk, fijner eigenlijk dan ik had gedacht, dit bezoek aan deze hoer bedoel ik. Het was de eerste keer voor me zie je, met een hoer bedoel ik. Ik speelde al een tijdje met het idee. Het was een soort fantasietje maar ik heb het nooit echt durven fantaseren omdat ik het vies vond, maar toch heb ik altijd een duidelijke drang gevoeld, kreeg ik een stijve wanneer ik langs de roodverlichte ramen liep in m’n eentje ’s avonds laat. Ik studeer voltijd en met mijn budget kan ik me dit soort dingen echt niet permitteren, maar met kerst is m’n buidel gespekt door opa en oma en een paar tantes en had ik opeens tweehonderd euro. Bovenal was het gewoon heel lang geleden dat ik nog eens een wijf gehad had en het bloed kruipt waar het maar al te makkelijk kruipt. Ik heb me lekker laten pijpen en aan m’n ballen laten likken, maar ik kwam nogal snel klaar, helaas maar niet onverwacht. Toch was het echt lekker, intiem zelfs! Maar nu ik dit denk knars ik tegelijkertijd m’n tanden, en ik voel m’n ogen vochtig worden. Ik ben er van overtuigd dat het me af te lezen is wat ik zojuist gedaan heb en versnel m’n pas om de blikken van mensen te ontwijken en snel bij het station te zijn. Ik moet verdomme twintig minuten in de kou staan wachten op de trein naar Diemen. Ik ijsbeer en stap af en toe naar de rand van het perron. Ik stel me voor de derde keer voor hoe ik mezelf plat op mijn buik op de rails werp en de massieve wielen van een aansnellende intercity in het vlees van m’n armen en rug voel rijten en nog net merk hoe m’n ruggengraat knak zegt. Ik laat m’n rechtervoet een paar centimeter onder de rand van het perron bungelen, precies zoals je met je tenen de temperatuur van het water opneemt in het zwembad. Ik ga zelfs een beetje door m’n knie. Maar ik spring niet, natuurlijk niet, ik denk aan m’n ouders. Ik ben er misschien wel te laf voor maar zo zie ik het niet. Ik verman me, denk fuck it, dit is mijn leven en het zijn de fouten die ik zelf maak, daarvoor moet ik bij niemand verantwoording afleggen. In plaats van mezelf voor de trein te gooien ga ik straks in bed liggen janken. Ik heb echt geen idee wat ik hier nog doe!

zondag 27 december 2009

Hoe ik me als moderne mens onledig houd en koste wat kost mijn integriteit bewaar.

Het maken van keuzes over wat wel en niet te doen, op korte en lange termijn, is een voltijd bezigheid. Er moeten daarvoor grote hoeveelheden argumenten tegen elkaar worden afgewogen en er is zeer veel informatie bij betrokken. Ook weet je dat deze informatie en de lijst argumenten incompleet is en vaak zelfs zo incompleet dat je besluitvorming erdoor wordt gecomprimeerd, doch het is natuurlijk niet mogelijk te weten wanneer je beslissing aangetast wordt door een gebrek aan kennis.

Ik ga op m’n bank liggen en begin te beslissen wat ik zal gaan doen. Ik werd vandaag wakker met een lichte kater omdat ik het afgelopen nacht nogal laat gemaakt heb en veel heb gezopen. M’n ochtend was ik hierdoor kwijt. Ik heb na het opstaan even gedoucht en gerukt, heb als ontbijt twee bruine boterhammen met spek gegeten, twee grote glazen melk gedronken en een grote kop koffie. Hierna besloop me een lichte misselijkheid, maar niks ernstigs, en ik ben op m’n bank gaan zitten en heb met een zwaar hoofd naar de plaat ‘Turning Dragon’ van Clark geluisterd.

Op het moment ontvangen m’n ouders bezoek, kennissen uit Antwerpen. We gaan straks de kliekjes van kerst opeten, want er was bewust een schaal zalm overgehouden van eergister. Voordat het bezoek arriveerde heb ik in het alumni blaadje van de universiteit gelezen en de foto’s van aantrekkelijke academie-vrouwen bekeken, een analyse over het eten van vlees en allerlei pleidooien voor wetenschap en duurzame ontwikkeling. Net heb ik het politieke jaaroverzicht 2009 van Fokke & Sukke uitgelezen en nu moet ik beslissen wat ik verder zal doen vandaag.

Er zijn veel mogelijkheden. Ik houd me graag bezig met muziek en speel gitaar, wat ik nu zou kunnen doen maar om eerlijk te zijn heb ik daar geen zin in. Ik speel graag computerspellen en daar heb ik wel zin in maar ik ben me er op het moment te bewust van dat er meer gewichtige zaken zijn waar ik m’n tijd aan zou moeten besteden. Eén van deze dingen is m’n algemene ontwikkeling. Ik zou graag wat meer weten over geschiedenis en eigenlijk over alles. Specifiek neig ik er nu naar iets te lezen van Descartes, Derrida, Plato of de Very Short Introduction To Postmodernism die ik laatst kocht. Morgen moet ik weer als wetenschapper aan de slag dus het zou ook geen slecht idee zijn om me in te lezen in het onderzoeksgebied waar ik de afgelopen maand bij betrokken ben geraakt, maar aangezien ik daar tussen de experimenten door veel tijd door heb denk ik dat ik dit laat liggen voor tijdens m’n ingeroosterde uren.

Graag zou ik, in plaats van wetenschap te beoefenen, mezelf bezighouden met ontwerp, planning en organisatie, omdat dat over het algemeen zo slecht gebeurd in alle niches van onze maatschappij en ik daar persoonlijk wel talent voor heb. Sinds enige tijd beschouw ik dit dan ook als mijn roeping. Ik zou hiervoor m’n voet tussen de deur willen krijgen bij een commissie of organisatie die zich met het beleid bezig houdt van een belangrijke en machtige instelling, zoals de universiteit, de stad of een stadsdeel. Ik vind ontwerp, en daar schaar ik ook organisatie en beleid onder, belangrijker dan een expliciete formulering van alle mogelijke kennis zoals de wetenschap die nastreeft. Het is een praktische uitdaging en vraagt betrokkenheid op alle niveaus: materiële, financiële, politieke en ethische beperkingen moeten worden overwonnen. Zeker in deze tijd is ontwerp, het samengaan van functie en esthetiek (of toch in elk geval de subjectieve beleving) erg belangrijk. Ik verwonder mij er wel eens over hoe grofweg 2000 jaar geleden Rome een stad was met meer dan een miljoen inwoners, meer dan Amsterdam en al haar randgemeenten tegenwoordig. In de Gouden Eeuw was Amsterdam het financiële centrum van de wereld, de rijkste en sluwste plek in het universum, maar slechts een fractie van wat Rome 1600 jaar ervoor was geweest, zonder moderne wetenschappelijke of economische kennis, zonder verlichtingsfilosofie. Wel hadden ze organisatie, bureaucratie, beleid.

Echter dit is allemaal meer lange termijnplanning en ik moet beslissen wat ik nu ga doen. Ik besluit mijn tas te gaan pakken voor mijn aanstaande reis naar Amsterdam en daarbij een muziekje te draaien, namelijk de plaat ‘Happy Hollow’ van de Amerikaanse post-emocore formatie Cursive; een vrolijke, kleinschalige, maatschappijkritische meezingrocker vol ska-trompetjes, helemaal koosjer.

donderdag 24 december 2009

Schoonheidsspecialist

Ik snap niet wat je hier doet
Wat je van me wilt
Of wat je van me moet

Ik heb haar op mijn rug
Uitvallen doet het niet
En anders wil ik het terug

Het is al de zoveelste keer
Dat je me er van ontdoet
Gisteren deed je het weer

Plakstrippen doen hun werk niet
Jij zei het ook al zo even

Haar doorgestoken kaart in mijn vergiet

Ik probeer jou wel te begrijpen
Maar als je zo blijft zwaaien
Is het moeilijk voor mij
Om me niet aan je te vergrijpen

Want waar mijn haar is
Is mijn lust
En ik wacht al dagen lang
Tot je eindelijk mijn rug kust

Geef me mijn haar
Geef me haar maar

Ik kan zelf niet plakken
Een schok die ik maar moeilijk kan behappen
Jij harig monstertje
Zou dat toch moeten snappen?

Ik zal je net zo veel haar geven
Wees gerust het doet geen pijn
En doet het dat toch
Dan is het maar voor even


zondag 20 december 2009

U wilt een leven

Wilt u ook iemand die u bij de hand neemt en u vertelt wat u moet doen? Iemand die u begeleidt met het inrichten van uw leven. Iemand die het beste met u voor heeft en geen eigen belang kent. Iemand die altijd goud eerlijk is en ook nog eens verstand van zaken heeft. Iemand die echt geeft om uw behoeften. Iemand die begrijpt wat uw uitgesproken esthetische voorkeuren zijn. Iemand die weet wat er vandaag hip is en morgen uit. Iemand die zelf ook met zijn tijd mee gaat en zich daarom perfect in u kan verplaatsen. Iemand die een luisterend oor kan bieden, maar ook actief kan mee praten. Iemand die altijd bij u is, vooral als u het echt nodig heeft. Iemand die alles laat vallen voor u, want u, u heeft het het hardste nodig.

U, die niet zonder kan. U, die niet langer alleen door de wereld wilt lopen, maar zich gesteund wilt voelen in alles wat u wilt doen en alles wat daar bij hoort. U wilt ook altijd hip voor de dag komen en geliefd worden door iedereen. Werkelijk, zoals u is er echt maar één. Daarom raden wij u dan ook aan om bij ons spullen te kopen, want zonder ons bent u helemaal niks.

Zonder ons bent u niet langer in. Zonder ons is het leven uitzichtloos en zult u voor altijd gedoemd zijn om in u eentje door de woestijn te moeten slenteren. Een woestijn omgeven met oases, maar nergens een plasje water om van te drinken. Een woestijn met een pad dat enkel leidt tot een nietszeggend en doelloos leven. U zult enkel en alleen op kunnen kijken naar degenen die wel de juiste keuze hebben gemaakt. De mensen die wel uniek willen zijn. De mensen die zichzelf realiseerden dat ze het niet alleen konden en hulp bij ons zochten. Wij, die u zo graag gelukkig willen maken.

zaterdag 12 december 2009

Mmm...

Braaf brallende bruine brokkerige bronstige braadbal

Karige kansloze kankerkampercavia

Zijn zij zeker zeikerds zoals ook zij zeiken zal

Vadsig vretend voorberecht fantasiavrouw

Nog niets nodig na naarstig naaien nou?


Gaaf gallende gokkende gonzende graaigal

Parige pansloze pamperpessaria

Weiige wijn weeig wonend, waarom wijken?

Drachtig draaiende drollendipper

Mijn moeder mocht me mooi maken

woensdag 2 december 2009

Televisie

Bebloede bladen dwarrelen van de bomen en ik adem langzaam sneeuwvlokjes in. Mijn longen voelen koud, maar tevens stevig aan. Ik kijk omhoog om te zien waar het bloed op de bladeren vandaan komt, want waar de bladeren vandaan komen, lijkt me geen raadsel. Het is gezien de tijd van het jaar geen rariteit dat er bladeren van de bomen vallen. Het is namelijk herfst. Deze periode van het jaar staat er bekend om dat het buiten kouder word, dat de dagen korter worden en als gevolg vallen de bladen van de bomen. De kou verklaart ook de sneeuwvlokjes, die dit jaar wat vroeg zijn. Het is een vroege winter deze herfst. Ik lachen even om mijn binnenpretje, maar ik moet even focussen op mijn ‘prime objective’: want waar komt het bloed vandaan?

Mijn ogen vangen een glimps van een gewond beestje op die snel wegspringt naar een andere boom. Ik kijk in de richting waar het niet te identificeren beestje naartoe gesprongen is. Uit het oog verloren. Ik pak het blad van de grond en kijk naar het bloed. Trek mijn handschoen uit en voel eraan. Mijn vinger word een beetje warmer zodra ik het bloed aanraak. Ik had verwacht dat het in deze barre omstandigheden toch binnen niet al te afzienbare tijd volledig afgekoeld zou zijn. Zich volledig aangepast aan de temperatuur om zich heen, net zoals het deed in het lichaam waar het zich aanvankelijk bevond. Ik breng mijn vinger naar mijn mond en steek mijn tong een beetje uit. Ondanks dat er sneeuwvlokjes op mijn tong vallen op het moment dat het bloed mijn tong raakt, begint het lichtjes in mijn mond te gloeien wanneer ik hem sluit. Samen met de enkele sneeuwvlokjes slik ik de druppel bloed door en voel hoe de warme gloed heel langzaam naar beneden glijdt en tussen mijn borst en navel tot stilstand komt.

Ik loop verder en hoop dat ik dat gewonde beestje misschien nog tegen kom en kan identificeren. Ik loop een beetje doelloos door het bos en ben mijn hond allang kwijt, als ik die bij me had tenminste. Het bos is helemaal wit en het is onmogelijk om me op het zicht te kunnen oriënteren. Iedere keer als er een windvlaag tegen de bomen slaat, word ik gevangen in de witte ruis en lijkt het net alsof ik met mijn hoofd tegen de televisie val. De wind en de kou schuren tegen mijn voorhoofd, die als enige plek niet goed is afgedekt.

Na ongeveer tien minuten ben ik me weer bewust van de warme gloed die zich niet meer verplaatst heeft. Alleen nu voel ik de plek steeds groter worden. De warmte kruipt van mijn middel langzaam maar zeker naar al mijn ledematen. Mijn handen, voeten en hoofd worden warmer en warmer. Ik begin onder mijn kleding te zweten. Ik voel niet langer hoe de sneeuw en de kou tegen mijn hoofd aanbengt. Ik neem mijn rechterhandschoen af en wrijf met de rug van mijn hand over mijn voorhoofd. Als ik op mijn hand kijk zie ik allemaal druppels zweet zitten. Het zweet verkleeft zich met de vlokjes die onverstoorbaar uit de lucht blijven komen. Ik bestudeer mijn hand en de druppels die zich erop bevinden. De vlokken die op mijn handen vallen, smelten steeds sneller en het word steeds onbehaaglijker in mijn dikke jas. Ik doe de knopen los en sla de jas open en dicht om een beetje frisheid binnen te laten.Dit helpt niets en het lijkt zelfs averechts te werken. De jas gooi ik uit en zo ook mijn schoenen. Al gauw volgt de rest van mijn kledij en uiteindelijk lig ik naakt te rollen door de sneeuw.

“Godverdomme.” Waarom doet die ouwe nou nooit open als ik buiten in de kou sta te wachten. Na een kwartier op de deur gebonkt te hebben ben ik het wel beu en bel aan bij zijn buurvrouw die eveneens de deur naar de centrale hal open kan maken. Ik voel me alleen een beetje bezwaard, want ze is doorgaans niet zo aardig tegen me. Maar wie ergens wilt komen moet initiatief tonen en daarom druk ik de bel in die zich onder die van mijn grootvader bevindt. Een kraakstemmetje vraagt “ja?” Ik leg haar de situatie uit en vraag haar om de deur open te doen, zodat ik tenminste niet in de kou hoef te wachten op wat ‘ie dan ook aan het doen is.

Ik vervolg het stampen op de deur, maar dit keer op een andere deur. Het scheelt dat het binnen een stuk warmer is en ik trek mijn rechterhandschoen uit. Ik sla met mijn gebalde vuist op de deur en schreeuw zijn naam. Na vijf minuten van verwoedde stamperijen en schreeuwpartijen, doet opa nog steeds niet open. Het enige wat ik er mee bereik is dat de buurvrouw vanaf beneden naar me roept of het wat stiller mag. Wie is hier nu onnodig lawaai aan het maken? Ik vraag haar snel of ze mijn opa nog gezien of gehoord heeft. Hij zit alleen maar televisie te kijken en komt niet van zijn stoel af, zo oordeelt de behulpzame buurvrouw van beneden, naar aanleiding van het ontbreken van het geluid van voetstappen boven haar. Dit kan niet goed zijn. Ik weet dat hij normaal minstens vijf keer per avond naar de koelkast loopt om een nieuw blik bier te halen. Nadat de buurvrouw terug in haar huis is, vervolg ik het stampen, maar moet vroegtijdig staken. Ik sla verkeerd met mijn vuist en raak de rand van een deurscharnier. Samen met een schreeuw komt er bloed uit mijn rechterhand. Om te voorkomen dat er bloed op mijn jas komt, steek ik het gedeelte net onder mijn pink in mijn mond.

Het bloed voelt warm aan en gelukkig stopt het bloeden al snel. Ik begin een beetje in paniek te raken en trap rücksichtlos de deur in. Het feit dat er nog steeds niet gereageerd wordt, ondanks de harde klap die deur op de grond maakt en omdat mijn opa normaal erg op zijn rust gesteld is, verontrust me nog meer. Ik ren naar de woonkamer en zie mijn grootvader liggen. Hij ligt onder de televisiekast, zijn hoofd onder het bloed en urine verspreid over zijn hele lichaam. Zijn kleren, doordrenkt door urine en bloed, liggen naast hem. De televisie is kapot.