woensdag 2 december 2009

Televisie

Bebloede bladen dwarrelen van de bomen en ik adem langzaam sneeuwvlokjes in. Mijn longen voelen koud, maar tevens stevig aan. Ik kijk omhoog om te zien waar het bloed op de bladeren vandaan komt, want waar de bladeren vandaan komen, lijkt me geen raadsel. Het is gezien de tijd van het jaar geen rariteit dat er bladeren van de bomen vallen. Het is namelijk herfst. Deze periode van het jaar staat er bekend om dat het buiten kouder word, dat de dagen korter worden en als gevolg vallen de bladen van de bomen. De kou verklaart ook de sneeuwvlokjes, die dit jaar wat vroeg zijn. Het is een vroege winter deze herfst. Ik lachen even om mijn binnenpretje, maar ik moet even focussen op mijn ‘prime objective’: want waar komt het bloed vandaan?

Mijn ogen vangen een glimps van een gewond beestje op die snel wegspringt naar een andere boom. Ik kijk in de richting waar het niet te identificeren beestje naartoe gesprongen is. Uit het oog verloren. Ik pak het blad van de grond en kijk naar het bloed. Trek mijn handschoen uit en voel eraan. Mijn vinger word een beetje warmer zodra ik het bloed aanraak. Ik had verwacht dat het in deze barre omstandigheden toch binnen niet al te afzienbare tijd volledig afgekoeld zou zijn. Zich volledig aangepast aan de temperatuur om zich heen, net zoals het deed in het lichaam waar het zich aanvankelijk bevond. Ik breng mijn vinger naar mijn mond en steek mijn tong een beetje uit. Ondanks dat er sneeuwvlokjes op mijn tong vallen op het moment dat het bloed mijn tong raakt, begint het lichtjes in mijn mond te gloeien wanneer ik hem sluit. Samen met de enkele sneeuwvlokjes slik ik de druppel bloed door en voel hoe de warme gloed heel langzaam naar beneden glijdt en tussen mijn borst en navel tot stilstand komt.

Ik loop verder en hoop dat ik dat gewonde beestje misschien nog tegen kom en kan identificeren. Ik loop een beetje doelloos door het bos en ben mijn hond allang kwijt, als ik die bij me had tenminste. Het bos is helemaal wit en het is onmogelijk om me op het zicht te kunnen oriënteren. Iedere keer als er een windvlaag tegen de bomen slaat, word ik gevangen in de witte ruis en lijkt het net alsof ik met mijn hoofd tegen de televisie val. De wind en de kou schuren tegen mijn voorhoofd, die als enige plek niet goed is afgedekt.

Na ongeveer tien minuten ben ik me weer bewust van de warme gloed die zich niet meer verplaatst heeft. Alleen nu voel ik de plek steeds groter worden. De warmte kruipt van mijn middel langzaam maar zeker naar al mijn ledematen. Mijn handen, voeten en hoofd worden warmer en warmer. Ik begin onder mijn kleding te zweten. Ik voel niet langer hoe de sneeuw en de kou tegen mijn hoofd aanbengt. Ik neem mijn rechterhandschoen af en wrijf met de rug van mijn hand over mijn voorhoofd. Als ik op mijn hand kijk zie ik allemaal druppels zweet zitten. Het zweet verkleeft zich met de vlokjes die onverstoorbaar uit de lucht blijven komen. Ik bestudeer mijn hand en de druppels die zich erop bevinden. De vlokken die op mijn handen vallen, smelten steeds sneller en het word steeds onbehaaglijker in mijn dikke jas. Ik doe de knopen los en sla de jas open en dicht om een beetje frisheid binnen te laten.Dit helpt niets en het lijkt zelfs averechts te werken. De jas gooi ik uit en zo ook mijn schoenen. Al gauw volgt de rest van mijn kledij en uiteindelijk lig ik naakt te rollen door de sneeuw.

“Godverdomme.” Waarom doet die ouwe nou nooit open als ik buiten in de kou sta te wachten. Na een kwartier op de deur gebonkt te hebben ben ik het wel beu en bel aan bij zijn buurvrouw die eveneens de deur naar de centrale hal open kan maken. Ik voel me alleen een beetje bezwaard, want ze is doorgaans niet zo aardig tegen me. Maar wie ergens wilt komen moet initiatief tonen en daarom druk ik de bel in die zich onder die van mijn grootvader bevindt. Een kraakstemmetje vraagt “ja?” Ik leg haar de situatie uit en vraag haar om de deur open te doen, zodat ik tenminste niet in de kou hoef te wachten op wat ‘ie dan ook aan het doen is.

Ik vervolg het stampen op de deur, maar dit keer op een andere deur. Het scheelt dat het binnen een stuk warmer is en ik trek mijn rechterhandschoen uit. Ik sla met mijn gebalde vuist op de deur en schreeuw zijn naam. Na vijf minuten van verwoedde stamperijen en schreeuwpartijen, doet opa nog steeds niet open. Het enige wat ik er mee bereik is dat de buurvrouw vanaf beneden naar me roept of het wat stiller mag. Wie is hier nu onnodig lawaai aan het maken? Ik vraag haar snel of ze mijn opa nog gezien of gehoord heeft. Hij zit alleen maar televisie te kijken en komt niet van zijn stoel af, zo oordeelt de behulpzame buurvrouw van beneden, naar aanleiding van het ontbreken van het geluid van voetstappen boven haar. Dit kan niet goed zijn. Ik weet dat hij normaal minstens vijf keer per avond naar de koelkast loopt om een nieuw blik bier te halen. Nadat de buurvrouw terug in haar huis is, vervolg ik het stampen, maar moet vroegtijdig staken. Ik sla verkeerd met mijn vuist en raak de rand van een deurscharnier. Samen met een schreeuw komt er bloed uit mijn rechterhand. Om te voorkomen dat er bloed op mijn jas komt, steek ik het gedeelte net onder mijn pink in mijn mond.

Het bloed voelt warm aan en gelukkig stopt het bloeden al snel. Ik begin een beetje in paniek te raken en trap rücksichtlos de deur in. Het feit dat er nog steeds niet gereageerd wordt, ondanks de harde klap die deur op de grond maakt en omdat mijn opa normaal erg op zijn rust gesteld is, verontrust me nog meer. Ik ren naar de woonkamer en zie mijn grootvader liggen. Hij ligt onder de televisiekast, zijn hoofd onder het bloed en urine verspreid over zijn hele lichaam. Zijn kleren, doordrenkt door urine en bloed, liggen naast hem. De televisie is kapot.

2 opmerkingen:

  1. Beslist een van de beste stukjes die ik tot nu toe van je heb gelezen! Goed verteld en mysterieuze sfeer.

    BeantwoordenVerwijderen

Bedankt voor uw, waarschijnlijk, zeer belangrijke bijdrage!